TV2G leçon 09: landennamen + voorzetsels

Bonjour & bienvenue
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bonjour & bienvenue

Slide 1 - Tekstslide

Programme 
pour la leçon 09
        Aujourd'hui (=vandaag) :
- SO chap.0 + leestoets
- Pratiquer le passé composé sur Quizizz
- Apprendre : Les pays et les prépositions (de voorzetsels voor landennamen)
- Lire des petits textes et parler du carnaval





mardi 21 février

Slide 2 - Tekstslide

Quizizz sur le passé composé
Als je klaar bent met Quizizz, ga naar Verbuga. 
In de linkerkolom zet je een vinkje voor Passé Composé – het vinkje bij Présent mag je weghalen.
Oefen met de volgende onregelmatige werkwoorden:    
ALLER – AVOIR – ÊTRE – FAIRE – PRENDRE 
en met deze regelmatige werkwoorden:
AIMER – ARRIVER – CHERCHER – DONNER – PARLER – REGARDER – RESTER 

Slide 3 - Tekstslide

Les noms des pays en français

Slide 4 - Tekstslide

Wat valt je op?
La France - Le Portugal - Les Pays-Bas

Slide 5 - Open vraag

Welk lidwoord gebruik je?
Landennamen die eindigen op een -e = vrouwelijk
Landennamen die eindigen op een andere letter dan -e = mannelijk
Landennamen die meervoud zijn
Landennamen die met een klinker beginnen
LA 
LE
LES
L'
La France, la Belgique etc.
Le Portugal, le Royaume-Uni etc.
Les Pays-Bas, les États-Unis etc.
L'Espagne, l'Allemagne etc.

Slide 6 - Tekstslide

Supplément, p.18, exercice J
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16

Slide 7 - Tekstslide

Corrigé de l'exercice J
  • 1. la France
  • 2. l’Espagne
  • 3. le Maroc
  • 4. le Portugal
  • 5. l’Angleterre - la Grande-Bretagne - le Royaume-Uni
  • 6. la Norvège
  • 7. la Suède




  • 8. le Danemark
  • 9. les Pays-Bas
  • 10. la Belgique
  • 11. l’Allemagne
  • 12. la Pologne
  • 13. la Suisse
  • 14. l’Italie
  • 15. la Grèce
  • 16. la Turquie

Slide 8 - Tekstslide

Voorzetsels bij landen en steden/dorpen

Slide 9 - Tekstslide

Voorzetsels bij steden/landen & Vertaling van in/naar
-Marc habite à Bruxelles.
-J'ai été en France.
-Tu vas aux Etats-Unis?
-Non, je vais au Portugal.

Slide 10 - Tekstslide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Rotterdam

Slide 11 - Tekstslide

Continents
Om continenten aan te geven gebruik je het voorzetsel 'en'. 

Voorbeeld:
        En Afrique  En Asie
        En Europe  En Amérique
        En Océanie
        

Slide 12 - Tekstslide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 13 - Tekstslide

Pays 
  • 'En
  • Féminin (vrouwelijk)
  • Eindigen op een 'e'
    (en Espagne) (en France)

Slide 14 - Tekstslide

Pays
  • 'au'
  • Masculin (mannelijk)
  • Eindigt niet op een e 
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) 

Slide 15 - Tekstslide

Pays
  • Aux
  • Pluriel (meervoud, eindigt meestal op een -s)

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 16 - Tekstslide

Voor in en naar bij aardrijkskundige namen gebruik je: en/au/aux/à
 Landennamen die met een klinker beginnen of die vrouwelijk zijn 
(l'/la)
mannelijk landenammen
(le)
namen in het meervoud
(les)
Steden of dorpjes
EN
AU
AUX
À
en France, en Italie 
etc.
au Portugal, 
au Royaume-Uni etc.
aux Pays-Bas, aux États-Unis etc.
à Paris, 
à Rotterdam etc

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan landen/steden
Stap 1: Is het een stad?
Ja: "à"                                                                     Nee: ga verder
Stap 2: Eindigt het op een -e?
Ja: "en" (vrouwelijk enkelvoud)                  Nee: ga verder
Stap 3: Eindigt het op een -s?
Ja: "aux" (meervoud)                                      Nee: ga verder
Stap 4: Is het een land en eindigt het niet op een -s of een -e?
Dan "au" (mannelijk enkelvoud)

Slide 18 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
Mes parents vont _________ France
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 19 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in:
Rotterdam, c'est __________ Pays-Bas
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 20 - Quizvraag

Vul in:
Ronald Koeman a une maison ______ Portugal
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 21 - Quizvraag

Vul in:
Il fait très froid __________ Suède
A
à
B
au
C
en
D
aux

Slide 22 - Quizvraag

Noa habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 23 - Quizvraag

Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 24 - Quizvraag

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 25 - Quizvraag

Tu habites......Lille
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 26 - Quizvraag

On pratique :
  • Faire l'exercice K page 19 dans le supplément
  • Si tu es rapide, fais deux exercices en ligne:
  1. Exercice en ligne n°1
  2. Exercice en ligne n°2 

Slide 27 - Tekstslide

Les devoirs
Apprendre (=leren):
• Supplément, pages 18 - 19 : landennamen en voorzetsels
• Quizlet/WRTS: 1-5 N-F

Faire (=maken): 
• Supplément p. 20: exercices K + L 



Slide 28 - Tekstslide