Je moet bij dit soort vragen aan kunnen geven of een bron betrouwbaar is of niet. Ook moet je snel informatie kunnen vinden in schema's, rapporten, regelingen of voorwaarden. Er worden dan situaties gegeven waarbij je moet aangeven of iets dan wel of niet van toepassing is.
Zo ga je te werk:
- Gebruik de kopjes in de tekst om snel naar het juiste onderdeel te navigeren.
- Let bij de antwoordopties op het verschil in woorden als 'altijd' tegenover 'vaak' of 'meestal' en 'nooit' of 'geen' tegenover 'soms'. Controleer wat klopt met de tekst.
- Vergelijk de situatie in de vraag met wat er in de tekst staat. Let alleen op de dingen uit de vraag die relevant zijn.
- Let op of er in de tekst ergens een uitzondering staat op een bepaalde regel.