Present Perfect Have/has done (Irregular verbs are known)

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Today

We are going to learn how to use the Present Perfect

WAT IS DAT?!?!?

have/has + voltdw (present perfect)
Need: Irregular Verbs list

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel(en):
1. Ik weet wat een voltooid deelwoord is
2. Ik weet wanneer ik have of has moet gebruiken
3. Ik weet hoe ik de irreg. verbs lijst moet gebruiken
(Deze zou ECHT Top zijn....) 
4. Ik weet hoe ik de Present Perfect moet gebruiken in een Engelse Zin.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een
voltooid-deelwoord?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Unit 18 is al behandeld.....(?)

Slide 7 - Tekstslide

present perfect

Slide 8 - Tekstslide

Na deze les kun je:
  • Zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is
  • Zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en je daar nu het resultaat van merkt
  • Praten over ervaringen in iemands leven tot nu toe

Slide 9 - Tekstslide

Present perfect
iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.
Has/have + voltooid deelwoord

Slide 10 - Tekstslide

Signaal Woorden

Slide 11 - Tekstslide

Alice has lived in Rome for two years now.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 13 - Tekstslide

Signaal Woorden

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Jim has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 15 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

I
You
He/She/It
We
You
They
have 
have
have 
have 
have 
has

Slide 19 - Sleepvraag

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 20 - Tekstslide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 21 - Tekstslide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 22 - Tekstslide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Vragen maken in de present perfect
zet have/has aan het begin van de zin
vb
  • he has eaten at a restaurant
  • has he eaten at a restaurant?

Slide 25 - Tekstslide

SIGNAALWOORDEN
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • SINCE - SINDS
  • FOR - (NU) AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG

Slide 26 - Tekstslide

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 27 - Quizvraag

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 28 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
She has a cat.
B
She has had her cat for 9 years.

Slide 29 - Quizvraag

Welke zin staat in de present perfect?
A
I lived in Amsterdam.
B
I have lived in Amsterdam since I was 18.

Slide 30 - Quizvraag

Helen .............. ........................ here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 31 - Quizvraag

You.......................(walk) to Germany
A
Has walked
B
Have walked
C
Has walk
D
Have to walk

Slide 32 - Quizvraag

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 33 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 34 - Quizvraag

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 35 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 36 - Quizvraag

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
I love to cycle to school.
B
We often go to church.
C
They have not talked to him yet.
D
I didn't hear him come in.

Slide 37 - Quizvraag

Maak present perfect:
I ask.

Slide 38 - Open vraag

Maak de present perfect:
He listens

Slide 39 - Open vraag

Present perfect:
I walk to school

Slide 40 - Open vraag

  1. Emma ( never to see)......... this film on TV
  2. How often (she to phone) ...... the office ?
  3. .......the Millers  .......... (to arrive) yet?
  4. John ..........(not to go ) on a trip to Alaska.
  5.  (they ever to be) ...........to New York?
  6. Andy ...........(not to repair) his sister's bike.
  7. (you to drop)........a knife in the kitchen.
  8. I  ...........(to buy) a new laptop.
  9. ............(to find) his pen yet?
  10. the students ...........(not to forget) their homework

Slide 41 - Tekstslide

Write down a sentence using the present perfect

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Link

Welke Lesdoel(en) Heb je gehaald?
1. Ik weet wat een voltooid deelwoord is
2. Ik weet wanneer ik have of has moet gebruiken
3. Ik weet hoe ik de irreg. verbs lijst moet gebruiken
(Deze zou ECHT Top zijn....) 
4. Ik weet hoe ik de Present Perfect moet gebruiken in een Engelse Zin.

Slide 44 - Tekstslide

Ik snap het:
A
Helemaal
B
Helemaal niet
C
Een beetje
D
Bijna

Slide 45 - Quizvraag

Succes!

Slide 46 - Tekstslide