2HV AB-B Les 4

Rätsel

                     

                      Was können Kinder machen, das niemand sehen kann?

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Rätsel

                     

                      Was können Kinder machen, das niemand sehen kann?

Slide 1 - Tekstslide

Lernziel

  • Je kunt werkwoorden met a/e in de stam vervoegen

          (  a/Ä- Wechsel un e /i/ie- Wechsel)



Slide 2 - Tekstslide

Programm

  • Wiederholung Deutsch ( wie sagt man...?_)
  • Grammatik : S. 35
  • Übungen machen
  • SO besprechen






  • HA

Slide 3 - Tekstslide

Wie sagt man das auf Deutsch?
1. Verben konjugieren: haben/ sein/ kommen / wohnen / arbeiten / finden  /  müssen /  wissen / mögen / dürfen
2.  Tage / Monate / Zahlen auf Deutsch
3. Stell dich auf Deutsch vor: Familie / Lieblingskleider/ Schule...
4. Wie übersetzt man : jullie ouders, zijn zus, onze broer, haar jas
5. beschrijf het uiterlijk en karakter van je buurman/-vrouw

Slide 4 - Tekstslide

Aufgaben machen
  • S. 31 /  Nr. 1,2 ( Wiederholung,Wortschatz)
  • S. 36/ Nr .8-10( (Grammatik)
  • Zeit:
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Ergänze
1.  ( ik slaap) die letzte Zeit nicht so gut
2. ( hij leest) gerne Bücher.
3.  ( zien jullie)  den Mann da drüben?
4.( Zij wast ) sich  ( haar) HÄnde.
5. Was ( eet jij) zum Frühstück?

Slide 6 - Tekstslide

Hausaufgabe
Lernen: ( Dienstag)
  • K4: L4
  • Grammatik


Machen:
zie studiewijzer

Slide 7 - Tekstslide

Grammatik
S. 21 selbstständig durchlesen  ( 2 min)
timer
1:00

Slide 8 - Tekstslide

SO / KA besprechen
  • Schaut euch zu zweit eure Arbeit an und vergleicht eure Antworten.
  • Verbessert eure Fehler 
  • Was ging gut ( benennen)? Was ging nicht so gut? ( benennen)
  • Was müsst ihr das nächste mal anders machen und wie?
timer
1:00

Slide 9 - Tekstslide

Hausaufgabe
Lernen: ( Montag)
  • K4: L1 -L3 + RM + GR Lernen


Machen:


Slide 10 - Tekstslide

Evulation: Grammatik

Ken je alle voorzetsel / werkwoorden van de naamvallen?
Kan je de regel toepassen?
Kan je de goede uitgangen opschrijven?

Slide 11 - Tekstslide