Zoek 6 belangrijke gebeurtenissen uit jouw tijdvak op + minimaal 2 afbeeldingen.
Zoek 1 afbeelding bij de Kenmerkend Aspecten
Zoek jouw tijdvakicoon + jaartallen op. Sla alles goed op!
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet jij over het milieu?
Slide 4 - Woordweb
Zuinig zijn op het milieu
Slide 5 - Tekstslide
Een slecht mileu in de koelkast...
Slide 6 - Tekstslide
Uit een asociaal milieu komen...
Slide 7 - Tekstslide
Het criminele milieu....
Slide 8 - Tekstslide
Milieuvervuiling
Slide 9 - Tekstslide
In de jaren 50 krijgen mensen steeds meer dingen van plastic. Het leven werd steeds makkelijker. Ze hoefden nooit meer af te wassen!
Steeds meer plastic!
Slide 10 - Tekstslide
Welk plastic gebruik jij?
Schrijf op blz 18 van je schrift welke producten van plastic jij vandaag al gebruikt hebt. Noem minimaal 7 producten.
Slide 11 - Tekstslide
Altijd plastic
Soms plastic
Nooit plastic
Wat maken we van plastic?
Slide 12 - Sleepvraag
Dit is plasticsoup.
Kapitein Charles Moore ontdekte de plasticsoup. Hij was midden op de oceaan en zag hier en daar plastic drijven. Dat was op een plek waar nooit iemand kwam.
Waarom heeft de wereld te maken met milieuproblemen?
Slide 16 - Tekstslide
Leerdoelen Blok 1
Je kan uitleggen wat natuurlijk evenwicht is.
Je kan drie soorten mileuproblemen noemen.
Je kan drie soorten vervuiling noemen en de oorzaken daarvan aangeven.
Je kan uitleggen hoe vervuiling zich verplaatst.
Je kan uitleggen wat biodiversiteit is.
Je kan uitleggen wat uitputting is en hier voorbeelden van noemen.
Je kan uitleggen wat het broeikaseffect is en hoe het ontstaat.
Je kan uitleggen wat het versterkt broeikaseffect is.
Waarom heeft de wereld te maken met milieuproblemen?
Slide 17 - Tekstslide
Mileuproblemen in soorten en maten.
In leefomgeving bestaan kringlopen waarin stoffen steeds weer op dezelfde plaats terugkomen.
Natuurlijk evenwicht = de toestand waarbij de natuur zelf zijn afvalstoffen opruimt en tekorten aanvult.
Als dit evenwicht verstoord is, ontstaan milieuproblemen:
- vervuiling
- aantasting
- uitputting
De (lange) kringloop van het water.
Slide 18 - Tekstslide
Mileuproblemen in soorten en maten.
Milieuproblemen kunnen zich voordoen op verschillende schaalniveaus: lokaal, regionaal, continentaal of wereldwijd.
.
Slide 19 - Tekstslide
Milieuvervuiling
Vervuiling is een milieuprobleem dat ontstaat als de mens te veel stoffen in het milieu brengt die er niet in thuishoren.
We kennen:
bodemvervuiling
watervervuiling
luchtvervuiling
Het oppervlaktewater (water in sloten en meren) raakt vervuild.
Uitputting = als van een grondstof te veel uit de natuur wordt gehaald, raakt deze op.
fossiele brandstoffen uit de bodem
vis uit de zee
bomen uit het regenwoud waardoor ook soorten planten en dieren verdwijnen.
Quotum = afgesproken hoeveelheid die mag worden geproduceerd. Bijvoorbeeld: hoeveelheid te vangen vis.
Bodemerosie = Het verdwijnen van vruchtbare grond door regen of wind. Bijvoorbeeld door het kappen van regenwoud.
Waarom heeft de wereld te maken met milieuproblemen?
Slide 20 - Tekstslide
Aantasting
Naast milieuvervuiling kennen we ook aantasting van het milieu. Bij aantasting wordt het milieu niet vervuild maar wel verstoord door bijvoorbeeld geluidsoverlast, verlichting van steden en wegen of thermische vervuiling.
Versnippering houdt in dat het leefgebied van dieren in stukken wordt gedeeld door de aanleg van huizen, wegen en industrie.
Door aantasting neemt de biodiversiteit (het aantal verschillende soorten planten en dieren) in een gebied af.
Waarom heeft de wereld te maken met milieuproblemen?
Slide 21 - Tekstslide
Uitputting
Fossiele brandstoffen zijn brandstoffen die zijn ontstaan uit afgestorven planten en dieren zoals steenkool, aardolie en aardgas. Doordat er te veel grondstoffen uit de natuur worden gehaald, raken deze op:
fossiele brandstoffen uit de bodem
vis uit de zee
bomen uit het regenwoud waardoor de biodiversiteit verstoord raakt en bodemerosie ontstaat. Erosie houdt in dat vruchtbare grond wegspoelt of waait.
Quotum = afgesproken hoeveelheid die mag worden geproduceerd of gevangen.
Slide 22 - Tekstslide
Het broeikaseffect
De atmosfeer is laag lucht die om de aarde zit.
De atmosfeer bestaat uit 78% stikstof, 21% zuurstof en 1% andere gassen waaronder koolstofdioxide.
Het broeikaseffect is het verschijnsel dat bepaalde gassen in de atmosfeer zonnestralen wel doorlaten, maar juist warmte vasthouden.
Slide 23 - Tekstslide
Het broeikaseffect
Gevolg opwarming >>zeewater zet uit en ijs op de polen en gletsjers smelt >> zeespiegel stijgt. Het wordt warmer op aarde door:
verbranding van fossiele brandstoffen >> meer koolstofdioxide in de atmosfeer >>versterkt broeikaseffect.
de stand van de aardas
en de activiteit van de zon.
Gevolg: opwarming >> zeewater zet uit en ijs op de polen en gletsjers smelt >> zeespiegel stijgt.