In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Les 4
Liefde in alle soorten en maten
Slide 1 - Tekstslide
LHBTIQ+
Lesbisch
Homoseksueel
Biseksueel
Transgender
Intersekse
Queer
+ staat voor mensen zie zichzelf anders noemen dan waar deze letters voor staan, bv. panseksueel
Slide 2 - Tekstslide
Lesbisch:
Iemand die lesbisch is, voelt zich seksueel/romantisch aangetrokken tot vrouwen.
Homoseksueel:
Je bent homoseksueel als je valt op iemand van je eigen gender. Dat is letterlijk de betekenis: homo betekent ‘hetzelfde’.
Slide 3 - Tekstslide
Biseksueel:
Iemand valt op beide geslachten.
Transgender:
Iemand van wie de genderidentiteit verschilt van de genderidentiteit die doorgaans geassocieerd wordt met het geslacht dat bij de geboorte werd vastgesteld dan wel toegewezen.
Slide 4 - Tekstslide
Intersekse:
Iemand die zowel mannelijke als vrouwelijke lichamelijke kenmerken vertoont.
Queer:
Queer betekent eigenlijk ‘vreemd’; er is niet echt een goede Nederlandse vertaling voor. Het staat voor een open, brede genderidentiteit en/of seksuele identiteit.
Slide 5 - Tekstslide
+
De + staat voor mensen die zichzelf anders noemen dan waar de letters voor staan, zoals panseksueel of aseksueel.
Slide 6 - Tekstslide
Panseksueel:
Panseksualiteit is de seksuele, romantische, of emotionele aantrekking of het verlangen naar personen van alle genderidentiteiten en biologische geslachten
Aseksueel:
Iemand is aseksueel wanneer de persoon weinig tot geen seksuele aantrekkingskracht naar andere mensen toe heeft en/of geen behoefte aan seksueel contact met een ander heeft.
Slide 7 - Tekstslide
Ken je iemand in jou omgeving die onder LHBTIQ+ valt? Zo ja, heb of had je hier moeite mee?