grammatica sterke werkwoorden met a en e in stam

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
-a- of een -e- in de stam
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
-a- of een -e- in de stam

Slide 1 - Tekstslide

Sterke werkwoorden (a/ä)
Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert de -a die in de stam staat in een

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Starke Verben mit a






Welke regel kun je hieruit afleiden?
fahre
fährst
fährt
fahren
fahrt
fahren
ich
du
er/sie/es 
wir
ihr
sie/Sie
falle
fällst
fällt
fallen
fallt
fallen
schlafe
schläfst
schläft
schlafen
schlaft
schlafen

Slide 4 - Tekstslide

In Deutschland ... man samstags gern sein Auto.
A
wascht
B
wäscht
C
wäschst
D
waschst

Slide 5 - Quizvraag

In vielen kleinen Dörfern ... einmal wöchtentlich ein Bäckerwagen.
A
fahrt
B
fährt
C
fährst
D
fahrst

Slide 6 - Quizvraag

Die meisten Deutschen ... gern im Sommer in Urlaub.
A
fahren
B
fahrt
C
fährt
D
fähren

Slide 7 - Quizvraag

Viele Familien .............Kuchen
A
backt
B
bäckt
C
backen
D
bäcken

Slide 8 - Quizvraag

In Deutschland ist es verboten, sein Kind zu...
A
schlägen
B
schlagen
C
schlägt
D
schlagt

Slide 9 - Quizvraag

fahren - Heute ... Herr Langemann schon um 6 Uhr in die Firma.

Slide 10 - Open vraag

(an)fangen - er ........... mit seiner Arbeit an.

Slide 11 - Open vraag

ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
Sie/ sie
fährst
fahren
fahren
fahre
fährt
fahrt

Slide 12 - Sleepvraag

Sterk werkwoord met e in de stam

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Bij welke personen vindt er een klinkerwisseling plaats? ../../../..

Slide 16 - Open vraag

korte e wordt --> i
lange e wordt --> ie
uitzondering:
geben & nehmen
essen - treffen - helfen - sprechen - vergessen
lesen - sehen - fernsehen

Slide 17 - Sleepvraag

(sprechen)
......... du Deutsch?
timer
0:10
A
sprechst
B
sprichst
C
sprecht
D
spricht

Slide 18 - Quizvraag

Sterk werkwoord met e in de stam
sprechen:
ich spreche
du sprichst
er/sie/es/Linn/Sem spricht 
wir sprechen 
ihr sprecht
sie/Sie sprechen


Slide 19 - Tekstslide

(sehen)
Es ........ gut aus.
timer
0:10
A
sehst
B
sieht
C
siehst
D
sihst

Slide 20 - Quizvraag

Sterk werkwoord met e in de stam
sehen:
ich sehe
du siehst
er/sie/es/Jade/Syl sieht 
wir sehen
ihr seht 
sie/Sie sehen

Slide 21 - Tekstslide

(helfen)
....... du mir ein passendes Studium zu wählen?
timer
0:10
A
helfst
B
hilft
C
hilfst
D
helft

Slide 22 - Quizvraag

(lesen)
Was ....... er gerade?
timer
0:10
A
lest
B
lese
C
lesen
D
liest

Slide 23 - Quizvraag

(besprechen)
Wir ......... die Vor- und Nachteile.
timer
0:10
A
besprechen
B
bespreche
C
besprecht
D
besprichen

Slide 24 - Quizvraag