3KG eind februari

Was machen wir heute?
- Sprechfertigkeit 
- Lesefertigkeit 



1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute?
- Sprechfertigkeit 
- Lesefertigkeit 



Slide 1 - Tekstslide

sprechen und lesen
Am Ende dieser Stunde:
- kan ik vertellen wat ik in de vakantie heb gedaan
- heb ik geoefend met leesvaardigheid















Slide 2 - Tekstslide

Wer von euch hat in den Ferien......?  (staan/zitten)

  • faulenzen
  • in Urlaub fahren
  • Ski fahren
  • ins Ausland fahren
  • ins Kino gehen
  • Netflix schauen
  • Einkäufe machen
  • Familie besuchen 
  • mit Freunden treffen / verabreden
  • .........................................................

Slide 3 - Tekstslide

Wer von euch hat in den Ferien......

-Iedereen bedenkt 2 activiteiten die je in de vakantie hebt gedaan;
-Stel elkaar om beurten de vraag;
Was hast du in den Ferien gemacht?
-Beantwoord de vraag met Ich habe in den Ferien......+ activiteit;
- vul aan met tenminste 2 andere activiteiten die je zelf hebt gedaan;
-Klaar? Wissel van groep;
- Na afloop laat een aantal leerlingen hun gesprekje
 horen:-)
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Op de volgende dia's staat steeds een 
SPREEKOPDRACHT.

Je hoeft niets in te typen.
Zeg jouw oplossing hardop (in het Duits natuurlijk).

Slide 5 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Vraag of iemand 
broers en zussen heeft.

Slide 6 - Tekstslide

Hast du das gesagt?
Hast du Geschwister?

Slide 7 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Zeg dat je 
een broer hebt, 
die Jan heet.

Slide 8 - Tekstslide

Hast du das gesagt?
Ich habe einen Bruder.
Er heißt Jan.

Slide 9 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Zeg, dat je 
twee zusjes hebt. 
Ze heten Eva en Ina.

Slide 10 - Tekstslide

Hast du das gesagt?
Ich habe zwei Schwestern.
Sie heißen Eva und Ina.

Slide 11 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Vraag 
wie dat is.

Slide 12 - Tekstslide

Hast du das gesagt?
Wer ist das?

Slide 13 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Zeg dat 
het je oom is.
Hij heet Sven

Slide 14 - Tekstslide

Hast du das gesagt?
Das ist mein Onkel.
Er heißt Sven.

Slide 15 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Vraag of iemand
zijn familie 
kan beschrijven.

Slide 16 - Tekstslide

Hast du das gesagt?
Kannst du 
deine Familie 
beschreiben?

Slide 17 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Zeg dat 
dat jouw 
grootouders zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Hast du das gesagt?
Das sind meine Großeltern.
oder
Das sind mein Opa und meine Oma.

Slide 19 - Tekstslide

Sprechen, sprechen, sprechen
Vertel dat 
je nicht 
erg knap is.

Slide 20 - Tekstslide

Hast du das gesagt?
Meine Cousine ist sehr hübsch.
oder
Meine Cousine ist sehr schön.

Slide 21 - Tekstslide

Lesen üben

Slide 22 - Tekstslide

Beruf Tierpfleger

Slide 23 - Tekstslide

Text: Beruf Tierpfleger
Beantworte die Frage.

> Wat is het doel van de tekst?

Slide 24 - Tekstslide


Wat is het doel van de tekst?
A
informatie geven
B
mening geven
C
reclame maken

Slide 25 - Quizvraag


Welk signaalwoord ontbreekt er bij 'vraag' in alinea 1?
A
daher
B
nähmlich
C
wegen
D
wenn

Slide 26 - Quizvraag


Aus welchem Grund arbeitet Hannah lieber im Wildtierpark als im Tierschutzverein? (Absatz 1)
A
Im Tierschutzverein bekam sie immer nur einen Jahresvertrag
B
Im Tierschutzverein war ihr die Verantwortung zu groß
C
Im Wildpark gibt es mehr Vortbildungsmöglichkeiten
D
Im Wildpark ist sie mehr mit praktischen Sachen beschäftigt

Slide 27 - Quizvraag


„für die man übrigens nicht allzu empfindlich sein sollte“ (Absatz 2)
Wieso nicht? 
Tekst
A
Die Arbeit findet unter allen Wetterbedingungen draußen statt.
B
Die Arbeit ist körperlich sehr schwer.
C
Man muss den Umgang mit Tierleichen ertragen.
D
Man muss manchmal kranke Tiere per Hand ernähren.

Slide 28 - Quizvraag


Wat vindt Hannah het mooiste onderdeel van haar werk? (alinea 2)

A
helpen bij het snijden van de hoeven
B
het verzorgen van een dier als het ziek is
C
assisteren bij de bevalling van een geit

Slide 29 - Quizvraag


Welche Aussage stimmt mit dem 3. Absatz überein?
A
Hannah findet Besucher bei ihrer Arbeit manchmal lästig.
B
Hannah führt ab und zu Besuchergruppen durch den Wald.
C
Hannah lässt Besucher manchmal selber füttern.
D
Hannah mag den Umgang mit Besuchern.

Slide 30 - Quizvraag


Welche Überschrift passt zum 4. Absatz ?
A
Aus negativen Erfahrungen kann man nur lernen
B
Ein neuer Beruf für Hannah
C
Noch Ausbildungsstellen zum Tierpfleger verfügbar
D
Worauf es ankommt und womit man rechnen muss

Slide 31 - Quizvraag