grammatica woordsoorten voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom

Deze les gaat over H5 grammatica woordsoorten  (blz. 158 e.v. ).

Je leert het verschil tussen het aanwijzend , het vragend  en het onbepaald voornaamwoord.

Na deze les kun je deze woordsoorten herkennen, benoemen en correct gebruiken.

Herhaling voornaamwoorden

Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren of andere zelfstandige dingen. Je kent al:

Een persoonlijk voornaamwoord duidt een persoon, dier of ding aan: ik ben nerveus, hij is lief, ze zijn groot

Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is:
mijn fiets, haar vriendin, hun moeder

persoonlijk voornaamwoord

# kan onderwerp zijn

Ik ga samen met hem op reis.

#geen onderwerp

Ik ga samen met hem op reis.

TIP:

Een pers. vnw. kun je vervangen door een naam

bezittelijk voornaamwoord

# geeft een bezit aan

Dit zijn mijn schoenen.

# samen met een zelfstandig naamwoord (vaak ervoor)
haar trui

TIP:

vervangbaar door: zijn/haar

Benoem de onderstreepte woorden:

1. Is dat uw koffertje? 

2. U bent het nooit met mij eens. 

1. 1 = bezittelijk 2 = bezittelijk
2. 1 = persoonlijk 2 = bezittelijk
3. 1 = bezittelijk 2 = persoonlijk
4. 1 = persoonlijk 2 = persoonlijk

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Dat is jouw fiets. jouw =

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kun je de personen in deze zin vervangen?

Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.

1. Zij + hij
2. Zij + hem
3. Haar + hij
4. Haar + hem

Aanwijzend voornaamwoord

Het aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw) wijst iets of iemand aan

die man, deze vrouw

dat huis, dit meisje

zulke auto's, zo'n fiets

ook: dergelijk(e), zelf, dezelfde, hetzelfde

LET OP: niet de woorden die een richting aangeven (daar, daarheen, daarover, daarlangs). Het gaat om iets of iemand!

Vragend voornaamwoord

Meestal aan het begin van een vraag of vragende zin.

LET OP: het gaat om iemand of iets: welk(e), wie, wat, wat voor (een)

Naar welke film gaan we?

NIET: waar, wanneer, hoe

Onbepaald voornaamwoord

je (als men bedoeld wordt)

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?

Ik zie die jongen elke dag als ik naar school fiets.

1. vragend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?

Ik zie die jongen elke dag als ik naar school fiets.

1. vragend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?

Ik dacht dat men ons wel ijsvrij zou geven.

1. vragend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?

Wie bepaalt eigenlijk wanneer je vrij bent?

1. vragend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?

Wie bepaalt eigenlijk wanneer je vrij bent?

1. vragend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?

Bij welke sneeuwpop moest jij het hardst lachen?

1. vragend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

Welke woordsoort is het onderstreepte woord?

Op zulke dagen moet je lekker naar buiten gaan!

1. vragend voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. aanwijzend voornaamwoord
4. onbepaald voornaamwoord

vragen

VRAGEN? 

Aan de slag!

H5 grammatica woordsoorten, blz. 159

Maken opdracht 1, 2 en 4

(met opdracht 4 oefen je alle woordsoorten)

Werk in je schrift