wisk-x 1.2

Wisk-x
Herhaling 1.2 rekenwoorden
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wisk-x
Herhaling 1.2 rekenwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

+

Slide 3 - Woordweb

-

Slide 4 - Woordweb

Wat is het verschil van 10 en 3?
Verschil  
-> is een woord voor van elkaar aftrekken/ eraf halen /

het verschil van 10 en 3 = 10 - 3 = 7

Slide 5 - Tekstslide

maak taak 1.2 

Slide 6 - Tekstslide

les 1.3 getallen tot 100
Tellen tot 100 in het Nederlands
10               tien
20               twintig
30               dertig
80               tachtig
100             honderd
21               eenentwintig        een/en/twintig
22              tweeëntwintig     twee/en/twintig

Slide 7 - Tekstslide

Hak de getallen in stukjes
21 =  een/en/twintig
34 = vier/ en/dertig
57 = zevenenvijftig
68 = achtenzestig
33 =  drieëndertig

Slide 8 - Tekstslide

we lezen de getallen hardop
1                 60             61                  

7               40               47

6               30                 36

9               70                 79

Slide 9 - Tekstslide

nieuwe woorden
cijfer 
getal
waarde
eenheden
tientallen
honderdtallen
duizendtallen
er zijn 10 cijfers: 1,2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 0. Hiermee maak je alle getallen: 14

Slide 10 - Tekstslide

eenheden, tientallen, honderdtallen
duizendtallen
De plek van het cijfer zegt de waarde van het cijfer.
voorbeeld:
15 de 5 staat op  de plek van de eenheden. De 5 is (5*1=) 5 waard
15 de 1 staat op de plek van het tiental. De 1 is (1*10=) 10 waard.

Slide 11 - Tekstslide

eenheden, tientallen, honderdtallen
duizendtallen
voorbeeld:
1983, de 3 staat op de plek van de eenheden. de 3 is (3*1=) 3 waard.
2038, de 3 staat op de plek van de tientallen. de 3 is (3*10=) 30 waard.
1378, de 3 staat op de plek van de honderdtallen. de 3 is (3*100=) 300 waard.
3985, de 3 staat op de plek van de duizendtallen. de 3 is (3*1000=) 3000 waard.

Slide 12 - Tekstslide

maak 1.3, bladzijde 20, 21, 22, 23

Slide 13 - Tekstslide

maken taak 1.3, p. 24 - 27
Maak altijd opdracht 1,2, 3, 4, 5, en 6.
Opdracht 7 en 8 maak je als je tijd over hebt.

Slide 14 - Tekstslide