Aanpassingen aan leefomgeving

Aanpassingen van dieren en planten aan de leefomgeving
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Aanpassingen van dieren en planten aan de leefomgeving

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen welke aanpassingen dieren en planten hebben in verschillende leefomgevingen en hoe biologisch evenwicht werkt.

Slide 2 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel van de les.
Wat weet je al over aanpassingen van dieren en planten aan hun omgeving?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen bij waterdieren
Waterdieren hebben aanpassingen aan hun lichaam om in het water te kunnen leven, zoals kieuwen om zuurstof uit het water te halen en gestroomlijnde lichamen om snel te kunnen zwemmen.

Slide 4 - Tekstslide

Beschrijf de aanpassingen van waterdieren in detail en vraag de leerlingen of ze andere aanpassingen kunnen bedenken.
.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen bij landdieren
Landdieren hebben aanpassingen aan hun lichaam om op het land te kunnen leven, zoals poten om te lopen, longen om zuurstof uit de lucht te halen en een beschermende huid om vocht vast te houden.

Slide 6 - Tekstslide

Beschrijf de aanpassingen van landdieren in detail en vraag de leerlingen of ze andere aanpassingen kunnen bedenken.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Poten van landzoogdieren
Landzoogdieren hebben verschillende soorten poten, zoals poten om te rennen, klimmen, graven en zwemmen.

Slide 9 - Tekstslide

Laat afbeeldingen zien van verschillende soorten poten van landzoogdieren en vraag de leerlingen om te raden welke soorten poten bij welke activiteiten horen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen bij vogels
Vogels hebben aanpassingen aan hun lichaam om te kunnen vliegen, zoals lichte botten, vleugels en veren.

Slide 11 - Tekstslide

Beschrijf de aanpassingen van vogels in detail en vraag de leerlingen hoe deze aanpassingen hen helpen om te vliegen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen van planten aan vochtige omgevingen
Planten die in vochtige omgevingen leven hebben aanpassingen om vocht vast te houden, zoals wortels die diep de grond in gaan en bladeren die water vasthouden.

Slide 13 - Tekstslide

Beschrijf de aanpassingen van planten in vochtige omgevingen en vraag de leerlingen of ze andere aanpassingen kunnen bedenken.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen van planten aan droge omgevingen
Planten die in droge omgevingen leven hebben aanpassingen om water vast te houden, zoals dikke stengels en bladeren, en diepe wortels om water uit de grond te halen.

Slide 15 - Tekstslide

Beschrijf de aanpassingen van planten in droge omgevingen en vraag de leerlingen of ze andere aanpassingen kunnen bedenken.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen van planten aan de hoeveelheid licht
Planten hebben aanpassingen aan hun bladeren om maximaal zonlicht te kunnen opvangen, zoals grote bladeren en bladeren die zich richten naar de zon.

Slide 17 - Tekstslide

Beschrijf de aanpassingen van planten aan de hoeveelheid licht en vraag de leerlingen hoe deze aanpassingen hen helpen om te overleven.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klimplanten
Klimplanten hebben aanpassingen om langs andere planten omhoog te klimmen, zoals stengels die zich om andere planten heen wikkelen en bladeren die zich vastklampen aan andere oppervlakken.

Slide 19 - Tekstslide

Beschrijf de aanpassingen van klimplanten en laat afbeeldingen zien van verschillende soorten klimplanten.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Biologisch evenwicht
Biologisch evenwicht is de balans tussen verschillende soorten in een ecosysteem. Als er een verstoring optreedt, kan dit leiden tot veranderingen in het ecosysteem.

Slide 21 - Tekstslide

Leg uit wat biologisch evenwicht is en vraag de leerlingen om voorbeelden te bedenken van verstoringen die het evenwicht kunnen verstoren.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gunstige invloeden op biologisch evenwicht
Sommige factoren, zoals predatie en ziektes, kunnen bijdragen aan een gezond biologisch evenwicht door het aantal individuen in de populatie te beperken.

Slide 23 - Tekstslide

Beschrijf de gunstige invloeden op biologisch evenwicht en vraag de leerlingen om voorbeelden te bedenken.
Ongunstige invloeden op biologisch evenwicht
Sommige factoren, zoals klimaatverandering en vervuiling, kunnen leiden tot verstoringen van het biologisch evenwicht en kunnen zelfs leiden tot het uitsterven van soorten.

Slide 24 - Tekstslide

Beschrijf de ongunstige invloeden op biologisch evenwicht en vraag de leerlingen om voorbeelden te bedenken.
Populatiegrootte
Populatiegrootte is het aantal individuen van een soort in een bepaald gebied. Het kan worden beïnvloed door factoren zoals voedselbeschikbaarheid en predatie.

Slide 25 - Tekstslide

Leg uit wat populatiegrootte is en vraag de leerlingen om voorbeelden te bedenken van factoren die het aantal individuen in een populatie beïnvloeden.
Populatiegrootte

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Herhaal de belangrijkste punten van de les en controleer of de leerlingen het leerdoel hebben behaald.

Slide 27 - Tekstslide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en vraag de leerlingen of ze nog vragen hebben.
Zijn er vragen?

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 29 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 30 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.