2022 - Tekst 3 Dienstplicht voor vrouwen is geen emancipatie

Dienstplicht voor vrouwen is geen emancipatie
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dienstplicht voor vrouwen is geen emancipatie

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

1 en 5
1 punt

Slide 3 - Tekstslide

28. Welk tussenkopje past het best boven alinea 2 en 3 samen?
A
Gelijkwaardigheid van vrouwen en mannen in militaire dienst
B
Historische denkbeelden over de rol van vrouwen bij Defensie
C
Onwenselijkheid van dienstplicht voor vrouwen
D
Politieke overwegingen bij de invoering van een dienstplicht voor vrouwen

Slide 4 - Quizvraag

Kernzin alinea 2
Kernzin alinea 3

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 29 - 1 punt
Leg uit waarom het invoeren van een dienstplicht voor vrouwen niet het juiste middel is om gelijkwaardigheid tussen vrouwen en mannen te bewerkstelligen, volgens alinea 4.

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 25 woorden. 

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 29 - 1 punt
(Dienstplicht voor vrouwen is niet het juiste middel omdat) gelijke plichten (dienstplicht) niet automatisch gelijke rechten (gelijkwaardigheid) betekent. / De dienstplicht voor vrouwen leidt niet automatisch tot het vermogen om politieke invloed uit te oefenen / tot gelijke toegang tot macht. 
Maximumlengte van het antwoord: 25 woorden.
 Beoordeel de spelling en grammatica. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 30 - 2 punten
In alinea 5 wordt geconcludeerd dat een reactivering van de dienstplicht in tijden van conflict waarschijnlijk meer kost dan zij oplevert.

Welke twee argumenten worden hiervoor gegeven?
Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 30 - 2 punten
(Twee argumenten die gegeven worden zijn:) 
• Moderne oorlogsvoering vraagt niet om grote groepen dienstplichtigen --> 1 punt
• Dienstplichtigen kunnen alleen op vrijwillige basis buiten NAVO-gebied worden ingezet --> 1 punt

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 31 - 1 punt
Het bevorderen van de gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen zou een reden zijn om de dienstplicht voor vrouwen in te voeren. In alinea 6 wordt gesuggereerd dat er voor het invoeren van de dienstplicht voor vrouwen eigenlijk een andere reden is. Welke reden is dat?

Geef antwoord in een of meer volledige zinnen. 

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 31 - 1 punt
De overheid wil met de invoering van de dienstplicht voor vrouwen vooral
investeren in de betrokkenheid van burgers bij de krijgsmacht / vooral het maatschappelijk draagvlak voor Defensie vergroten / vooral de politieke wil vergroten om Defensie te financieren. 

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 32
In alinea 6 wordt verondersteld dat het invoeren van een algemene militaire dienstplicht een enigszins gevaarlijke consequentie zou kunnen
hebben. 
Welke omschrijving verwoordt het best op welke consequentie in alinea 6 wordt gedoeld?

Slide 13 - Tekstslide

32. Welke omschrijving verwoordt het best op welke consequentie in alinea 6
wordt gedoeld? Er wordt gedoeld op de consequentie dat vrouwen
A
pas als volwaardig burger worden gezien als ze een militaire dienstplicht hebben vervuld.
B
via de militaire dienstplicht het politieke draagvlak voor investeringen in Defensie moeten vergroten.
C
wel gelijke plichten maar geen gelijke rechten krijgen als ze een militaire dienstplicht moeten vervullen.
D
worden uitgesloten van politieke zeggenschap als ze geen militaire dienstplicht hebben vervuld.

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 32
Er wordt gedoeld op de consequentie dat vrouwen

A. pas als volwaardig burger worden gezien als ze een militaire
dienstplicht hebben vervuld. 

Slide 15 - Tekstslide

2022-II 4: Praat een beetje Nederlands met me

Slide 16 - Tekstslide

Vraag 33 
Tekst 4 begint met een anekdote.
Met welke woorden kan de toon van deze anekdote het best worden
getypeerd?

Slide 17 - Tekstslide

33. Met welke woorden kan de toon van deze anekdote het best worden
getypeerd?
A
bezorgd en verwonderd
B
boos en verontrust
C
geërgerd en gekwetst
D
verbaasd en geïrriteerd

Slide 18 - Quizvraag

Vraag 34
Met welke zin kun je alinea 6 het beste samenvatten? 

Slide 19 - Tekstslide

34. Met welke zin kun je alinea 6 het beste samenvatten?
A
Klanten zijn blij met Nederlandstalig personeel.
B
Ondervraagden uiten frustratie over horecapersoneel.
C
Onderzoek bevestigt het gevoel van ergernis onder Nederlanders.
D
Peiling geeft een redelijk beeld van de stemming onder Nederlanders.

Slide 20 - Quizvraag

Vraag 35

Welk kopje past het best bij alinea 7?

Slide 21 - Tekstslide

35. Welk kopje past het best bij alinea 7?
A
Noodzaak voor invulling vacatures horeca
B
Randstad bedolven onder toeristen
C
Redenen voor inzet Engelssprekend personeel
D
Toestroom van studenten en expats

Slide 22 - Quizvraag

Vraag 36

Welke twee kanten heeft deze medaille?

Slide 23 - Tekstslide

Vraag 36 
• Sommige mensen vinden het niet fijn om in het Engels aangesproken te worden (1 punt)
• Andere mensen vinden het (wel) fijn om in het Engels aangesproken te worden (1 punt) 

 Beoordeel de spelling. 

Slide 24 - Tekstslide

Vraag 37
In tekst 4 maakt de auteur gebruik van zowel feitelijke als waarderende uitspraken.
Geef van de onderstaande zeven uitspraken aan of de auteur ze feitelijk of waarderend inzet. 

Slide 25 - Tekstslide

1. “Ik vraag of ik ook iets mag bestellen.”
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 26 - Quizvraag

2. “Maar hoe moeilijk is het om als je in een lunchcafé werkt, jezelf een paar woorden en zinnetjes aan te leren waarmee je je Nederlandse klandizie kunt benaderen en verstaan?”
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 27 - Quizvraag

3. “Een vreemde kijk op hospitality.”
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 28 - Quizvraag

4. “Het AD ging in Den Haag op onderzoek uit: 73 procent van de ondervraagden vond het niet fijn in winkel of horeca te worden aangesproken in het Engels.”
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 29 - Quizvraag

5. “Ik mag blij zijn dat ik nog bij iemand iets kán bestellen.”
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 30 - Quizvraag

6. “Inmiddels bestaat in de Randstad volgens INretail een deel van het winkelpersoneel uit jonge, buitenlandse medewerkers, vaak studenten”
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 31 - Quizvraag

7. “Centraal staat voor hem klantvriendelijkheid; die moet de norm zijn en blijven.”
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 32 - Quizvraag

Vraag 37 
1 feitelijk
2 waarderend
3 waarderend
4 feitelijk
5 waarderend
6 feitelijk
7 feitelijk 

Slide 33 - Tekstslide

Vraag 37
indien zeven antwoorden juist: 3 punten
indien zes antwoorden juist:  2 punten
indien vijf antwoorden juist: 1 punt
indien minder dan vijf antwoorden juist: 0 punten

Slide 34 - Tekstslide

Vraag 38
Tekst 4
1 adviseert buitenlandse werknemers en werkgevers om Nederlands te spreken in Nederlandse horeca en winkels.
2 laat de lezer nadenken over het gebruik van Engels in Nederlandse horeca en winkels.
3 laat de lezer zien dat de Nederlandse taal cruciaal is voor gastvrijheid in Nederlandse horeca en winkels.
4 wil de lezer ervan overtuigen dat het spreken van Engels in Nederlandse horeca en winkels onvermijdelijk is.
5 schetst een beeld van ervaringen met Engelssprekend personeel in Nederlandse horeca en winkels.
6 stelt vragen over het belang van het Engels in Nederlandse horeca en winkels. 

Slide 35 - Tekstslide

Vraag 38
Tekst 4
1 adviseert buitenlandse werknemers en werkgevers om Nederlands te spreken in Nederlandse horeca en winkels.
2 laat de lezer nadenken over het gebruik van Engels in Nederlandse horeca en winkels.
3 laat de lezer zien dat de Nederlandse taal cruciaal is voor gastvrijheid in Nederlandse horeca en winkels.
4 wil de lezer ervan overtuigen dat het spreken van Engels in Nederlandse horeca en winkels onvermijdelijk is.
5 schetst een beeld van ervaringen met Engelssprekend personeel in Nederlandse horeca en winkels.
6 stelt vragen over het belang van het Engels in Nederlandse horeca en winkels. 

Slide 36 - Tekstslide

Vraag 38
1
2
5

indien drie antwoorden juist: 2 punten
indien twee antwoorden juist: 1 punt
indien minder dan twee antwoorden juist: 0 punten

Slide 37 - Tekstslide