Maandag 11 januari

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Planning deze week 
- voorbereiden op het mondeling 

Slide 2 - Tekstslide

Het mondeling 
- analyse van een gedicht (voorbereidingstijd twintig minuten voorafgaand aan het mondeling) 
- analyse van 6 moderne werken 
- analyse van 2 historische werken in hun historische context, middeleeuwen en renaissance 

Slide 3 - Tekstslide

Hoe bereid je je voor? 
- Herhalen theorie poëzieanalyse
- Herhalen literatuurgeschiedenis middeleeuwen en renaissance
- Herhalen begrippen verhaalanalyse 
- Herhalen inhoud gelezen werken en voorbereiden van analyse en interpretatie 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeldvragen 'Dagen van gras' 
- Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal?
- Vanuit welk perspectief is het verhaal geschreven?
- Beschrijf de relatie tussen de hoofdpersoon en zijn beste vriend Sam. 
- Denk je dat alles in dit verhaal zo gebeurd is als je het leest?
- Wat zou de reden kunnen zijn dat Ben last heeft van psychische klachten?
- Welke thema's herken je in dit verhaal? 
- Heeft het boek een motto? Zo ja, wat betekent dit motto denk je? 
- Wat is denk je de boodschap van dit boek?
- Wat is de betekenis van de titel? 

Slide 5 - Tekstslide

Poëzie 
Een gedicht is een schilderij in woorden, met een idee erachter.


Slide 6 - Tekstslide

Op een eendagsvlieg


‘Ach,’ sprak een eendagsvlieg te Doorn,
‘hoe heerlijk is het ochtendgloren
en hoe verrukkelijk het uur
waarop het laaiend zonnevuur
verstild ter kimme wordt gedreven!
Men moest twee dagen kunnen leven.’

Kees Stipt 


Slide 7 - Tekstslide

Poëzie 
Het analyseren en interpreteren van een gedicht is op de eerste plaats niets anders dan een gedicht lezen en herlezen om het te begrijpen.

Welke tools heb je om een gedicht te analyseren? 

Slide 8 - Tekstslide

Waar let je op bij poëzieanalyse?
1. Taalkundige kenmerken (zinsbouw, woordkeuze, betekenissen woorden, werkwoordstijden, ambiguïteit) 
2. Poëtische kenmerken (metaforen, rijm, bladspiegel, strofes, enjambement, herhaling, het symbolisch gebruik van interpunctie)
3. Context (kennis over de auteur, de dichtbundel, de tijd waarin het gedicht verschenen is)
4. Inkleuring van de lezer: interpretatie als spiegel van het eigen ik 

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende betekenislagen 
- anekdotisch 
- psychologisch 
- filosofisch
- poëticaal 

Slide 10 - Tekstslide

1. Lees het gedicht eerst helemaal
2. Welke poëtische kenmerken herken je? (beeldspraak, stijlfiguren) 
3. Welk idee zit er achter dit 'schilderij in woorden'? 
Tekst

Slide 11 - Tekstslide

Resterende deel van de les:
Keuzetijd. 
Mogelijkheden: 
- Herhaal theorie uit Laagland (literatuurgeschiedenis) 
- Bestudeer de begrippen verhaalanalyse 
- Maak uittreksels over jouw gelezen boeken 
- Stel vragen bij onduidelijkheden. 

Slide 12 - Tekstslide

Tot morgen ! 

Slide 13 - Tekstslide