1gb Fictie + Werkwoordspelling (OD en BN)

Welkom!


Op de planning:
- terugblik en vooruitblik
- fictie (klassenboek)
- werkwoordspelling herhalen en nieuwe vormen
- vragenlijst invullen voor onderzoekje studie mw. van 't Land
- Aan de slag!
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!


Op de planning:
- terugblik en vooruitblik
- fictie (klassenboek)
- werkwoordspelling herhalen en nieuwe vormen
- vragenlijst invullen voor onderzoekje studie mw. van 't Land
- Aan de slag!

Slide 1 - Tekstslide

Je vakantie in 1 woord

Slide 2 - Woordweb

Terugblik en vooruitblik
- Tijdschriftproject -> Ik ben begonnen met nakijken en er volgt nog een evaluatieles (tijdschriften worden geprint)
- Spelling H1 t/m H6 en werkwoordspelling: toets in week 31 mei/4 juni
- 3e fictieboek -> klassenboek, keuzeopdracht 14 juni inleveren
- Laatste toetsweek: woordenschat H1 t/m H6 woordraadstrategieën, woordenschat H4 t/m H6 woordbetekenissen en formuleren H1 t/m H6



Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet welk klassenboek we gaan lezen en heb dat opgehaald
  • Herhaling: Ik kan de pvtt, pvvt, voltooid deelwoord, infinitief en gebiedende wijs correct spellen.
  • Nieuw: Ik kan het onvoltooid deelwoord juist spellen.
  • Nieuw: Ik kan het deelwoord als bijvoeglijk naamwoord juist spellen.

Slide 4 - Tekstslide

Fictie klassenboek
  • Dat stomme boek - T. Fischer
  • Ophalen bij de mediatheek (in groepjes straks en de andere groep morgen ophalen!) 
  • Vanaf nu elke les meenemen!
  • Als we het uit hebben maak je 1 van de 6 keuzeopdrachten (classroom)

Slide 5 - Tekstslide

Welke regels voor werkwoordspelling ken je?

Slide 6 - Open vraag

Werkwoordspelling Schema 
Is het werkwoord een PV?
Ja
Nee
   TT                    VT                      VD                   INF 
ik, je/jij erachter: ik-vorm
jij, hij, zij, het : ik-vorm +t
MV: 'hele ww'
Onregelmatig
of
ik-vorm +te(n)
ik-vorm +de(n)
('t ex-kofschip!)
D of een T?
't ex kofschip

soms -en

(gelopen, gekomen)
hele werkwoord
gebiedende wijs: ik-vorm
Loop door!
Word niet boos!
Kom hier!

Slide 7 - Tekstslide

even kort oefenen!

Slide 8 - Tekstslide

(antwoorden) je vriend snel op die vraag?
A
Antwoordt
B
Antwoord
C
Antwoorden

Slide 9 - Quizvraag

(worden) je nerveus van deze vragen?
A
Wordt
B
Word
C
Worden

Slide 10 - Quizvraag

De buurman (barsten) in lachen uit toen hij mij gisteren zag.
A
barste
B
barstte
C
barsten
D
barstten

Slide 11 - Quizvraag

Sjaan (verhuizen) morgen.
Job is gisteren (verhuizen).
A
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisT.
B
Sjaan verhuisD morgen. Job is verhuisD.
C
Sjaan verhuisT morgen. Job is verhuisD.

Slide 12 - Quizvraag

De 6 werkwoordsvormen
Persoonsvorm tegenwoordige tijd 

Persoonsvorm verleden tijd 

Voltooid deelwoord 

Infinitief (hele werkwoord)

Onvoltooid deelwoord 

Bijvoeglijk naamwoord 


PVTT

PVVT

VD

INF

OD

BN

Slide 13 - Tekstslide

Soms ben je nog niet klaar met IETS doen.
Het is ONvoltooid, de actie is of was nog bezig.

>'Lopend' moet ik naar huis.
>'Fluitend' kom ik binnen.
> Ze zaten 'kletsend' in de klas.
Het onvoltooid deelwoord (OD)

Slide 14 - Tekstslide

Onvoltooid deelwoord


Bijv: Kermen is het hele ww (infinitief). +d:
KERMEND

Bij het onvoltooid deelwoord altijd hele werkwoord +d(e)

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord (BN) staat vóór een zelfstandig naamwoord (soms erachter).

Komt soms van een werkwoord (een VD of een OD)

Dan schrijf je het zo kort mogelijk, dus zoals het VD of OD, met soms een extra -e erachter.

Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac.

                                  BN van VD (kopen, kocht, gekocht)

Mijn lachende vrienden namen kipnuggets.

                                BN van OD (lachen - lachend)

Slide 16 - Tekstslide

(Mopperen) en (huilen) kwam de voetballer de kleedkamer in.
A
Mopperent en huilend
B
Mopperend en huilent
C
Mopperend en huilend

Slide 17 - Quizvraag

De bezorgde broodjes zijn afgeleverd.
A
bezorgde = pvvt afgeleverd = vd
B
bezorgde = bn afgeleverd = vd
C
bezorgde = bn afgeleverd = pvvt
D
bezorgde = pvvt afgeleverd = od

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag
* Onderzoek spreekvaardigheid invullen, zie link in classroom
* Oefening ww-spelling in Google-doc maken, fouten noteren!
* Boek ophalen in mediatheek (rest morgen doen, niet vergeten!)
* Oefenen met de werkwoordvormen die voor jou lastig zijn: gebruik jouw foutanalyse en keuzeschema



Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link