H 2 water KGT

Welkom
Mobiel uit en in de tas
Ga rustig op je eigen plek zitten
Zorg dat chromebook, schrift, boek en etui op tafel liggen

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Mobiel uit en in de tas
Ga rustig op je eigen plek zitten
Zorg dat chromebook, schrift, boek en etui op tafel liggen

Slide 1 - Tekstslide

vandaag
Leerdoelen
uitleg
oefenen
opdrachten
huiswerk
afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk : 2 WATER
 § 2.1 en § 2.2

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je van water?

Slide 4 - Tekstslide

De leerdoelen bij H3.1 :
-Onderscheid maken tussen de drie fasen.
-Verschillende soorten neerslag noemen.
-Uitleggen waarom ijs drijft op water.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

Vast
Vloeibaar
Gas
Zeewater
Waterdamp
Rijp
Mist
Wolk
Stoom
IJsklontje
IJzel

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Vormen van
neerslag

Slide 10 - Woordweb

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Welke van de volgende vormen van water is vloeibaar?
A
Dauw
B
Sneeuw
C
Stoom
D
Wolk

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Welke vraag is lastig?
Vraag 7 (KGT) vraag 3 :
  • a-In welke fase is het water bij A?
  • b-In welke fase ishet water bij B?
  •  c-  Hete waterdamp wordt ook                                                                  stoom genoemd. Waar is het                                                                      water stoom, bij A of bij B?                                                                                                                                                              

Slide 15 - Tekstslide

Uitwerking:
 a- Het water is in de gasvormige fase omdat je het niet kunt zien. 
 b- Het water is in de vloeibare fase. Je ziet de kleine, in de lucht zwevende waterdruppels als een wolkje. 
 c- Het water is stoom bij A. Stoom bestaat uit waterdamp en is dus onzichtbaar. 

Slide 16 - Tekstslide

Temperatuur § 3.2
thermometers
(Celsius)



Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

De leerdoelen bij 3.2 :
  • Je weet hoe je de temperatuur van de lucht om je heen kunt meten.
  • Je kunt de onderdelen van een vloeistofthermometer benoemen en uitleggen hoe
deze werkt. 
  • Je kunt uitleggen wat de Celsiusschaal en het meetbereik van een thermometer zijn.
  • Je kunt een thermometer voorzien van een schaalverdeling in graden Celsius.
  • Je weet dat het smeltpunt van ijs (het vriespunt van water) 0 °C is en het kookpunt van water 100 °C.

Slide 19 - Tekstslide

Vloeistof thermometer
Vraag 19 (kgt) vraag 14 (mavo)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wat weet je al?
Kun je met je zintuigen de temperatuur bepalen?

Slide 23 - Tekstslide

Wat weet je al?
Wat is de grootheid en eenheid bij temperatuur?

Slide 24 - Tekstslide

Wat weet je al?
Wat bedoelen we met het meetbereik?
En met de schaalverdeling?

Slide 25 - Tekstslide

Temperatuur meten

Analoog: met een wijzer of vloeistofkolom b.v. een koortsthermometer of buitenthermometer







Slide 26 - Tekstslide

Wat weet je al?
Welke thermometer is nauwkeuriger en waarom?
De koortsthermometer of de oventhermometer?


Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag
Opdrachten van paragraaf 1 en 2 van het hoofdstuk water
Welke opgaven gaan we bespreken?

timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Vul de zin verder aan:
Als de temperatuur stijgt,
Als de thermometer gevoeliger is gemaakt,
Als de temperatuur daalt,
Als de stijgbuis wijder wordt gemaakt,
is de stijgbuis dunner geworden.
zet de vloeistof in het reservoir uit
stijgt de vloeistof in de stijgbuis minder
zakt het vloeistofniveau in de stijgbuis

Slide 29 - Sleepvraag

Zet de stappen voor een thermometer te ijken in de goede volgorde
STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
STAP 6
Zet een thermometer in een bakje met smeltend ijs en wacht tot de vloeistof in de stijgbuis stilstaat.

Zet streepjes met dezelfde tussenruimte op het stuk van de  stijgbuis onder het vriespunt (0 °C) en boven het kookpunt (100 °C).
Verdeel de afstand tussen deze twee streepjes met nieuwe streepjes in 10 gelijke delen.
 

Zet een streepje op de schaalverdeling bij de bovenkant van de gestegen vloeistof
Zet een streepje op de schaalverdeling bij de bovenkant van de vloeistof.

Zet de thermometer in kokend water en wacht tot de vloeistof niet meer stijgt.

Slide 30 - Sleepvraag

Vloeibaar
Vast
Gas

Slide 31 - Sleepvraag


Wat is geen fase van een stof ?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar
D
water

Slide 32 - Quizvraag

Welke vloeistof zit er tegenwoordig in de meeste thermometers ?
A
kwik
B
alcohol
C
Water met een kleurtje
D
rode infra

Slide 33 - Quizvraag

Van welk principe maakt een thermometer gebruik ?
A
van smeltend ijs in water
B
van het principe: meten is weten
C
uitzetting
D
warmte geleiding

Slide 34 - Quizvraag

Hoe noem je de 'streepjes' en getallen op een thermometer ?
A
de meetwaardes
B
de temperatuur in graden Celsius
C
ijkwaarden
D
schaalverdeling

Slide 35 - Quizvraag

Een thermometer met een bereik van 35 t/m 42 graden Celsius heeft een
A
groot reservoir en grote schaalverdeling
B
nauwe stijgbuis en kleine schaalverdeling
C
groot reservoir en nauwe stijgbuis
D
gevoelige vloeistof en kleine schaalverdeling

Slide 36 - Quizvraag

welke 2 onderdelen horen bij een (vloeistof)thermometer ?
A
reservoir en schaalverdeling
B
stijgbuis en schaalverdeling
C
reservoir en stijgbuis
D
vloeistof en glas

Slide 37 - Quizvraag

Ben jij tevreden over deze les?
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quizvraag