Persoonlijk voornaamwoord + Karneval
1 / 33
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Ich heiße Tommy.
A
jij
B
hij
C
ik
D
zij
Slide 4 - Quizvraag
Wie heißt du?
A
jij
B
hij
C
ik
D
jullie
Slide 5 - Quizvraag
Er hat einen Hund.
A
zij (ev)
B
hij
C
het
D
zij (mv)
Slide 6 - Quizvraag
Wir gehen in die Schule.
A
het
B
hij
C
wij
D
jullie
Slide 7 - Quizvraag
Können Sie gut Deutsch?
A
ik
B
u
C
wij
D
jullie
Slide 8 - Quizvraag
(het)
_____ regnet heute.
A
ich
B
er
C
Sie
D
es
Slide 9 - Quizvraag
(zij ev)
Hat _____ eine Katze?
A
sie
B
Sie
C
er
D
es
Slide 10 - Quizvraag
(jullie)
_____ seid nett.
A
ihr
B
sie
C
du
D
wir
Slide 11 - Quizvraag
(zij mv)
_____ haben morgen Mathe.
A
ihr
B
sie
C
du
D
wir
Slide 12 - Quizvraag
(jij)
_____ bist krank.
A
ihr
B
sie
C
du
D
wir
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Wat weet je over het Nederlandse carnaval?
Slide 15 - Woordweb
Slide 16 - Video
Tot wanneer duurt de vastentijd
(Fastenzeit)?
(Fastenzeit)?
A
Weihnachten (kerst)
B
Pfingsten (pinksteren
C
Ostern (pasen)
D
Tag der deutschen Einheit (dag van Duitse eenheid)
Slide 17 - Quizvraag
Karneval, Fasching en Fastnacht
A
betekenen niet hetzelfde
B
betekenen hetzelfde
Slide 18 - Quizvraag
Waarom maken de kinderen veel lawaai?
A
Om kwade geesten te verjagen
B
Om een verjaardag te vieren
C
Om te vieren dat de lente begint
D
Om de winter te verjagen
Slide 19 - Quizvraag
Wat eten ze op het einde?
A
Wiener Sachertorte
B
Streuselkuchen
C
Berliner
D
Brezeln
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Video
An den Umzug nehmen etwa 11.000 Karnevalisten teil.
Wat betekent Umzug?
Wat betekent Umzug?
A
omkleden
B
optocht
C
uitgang
D
kostuum
Slide 22 - Quizvraag
Die Zugstrecke ist etwa .. km lang
A
5
B
8
C
7.5
D
6.5
Slide 23 - Quizvraag
die Perücke
das Kostüm
die Maske
die Schminke
die Papierschlange
Slide 24 - Sleepvraag
Slide 25 - Video
Op Weiberfastnacht werken de meeste mensen
A
wel
B
niet
Slide 26 - Quizvraag
Op Weiberfastnacht hebben de vrouwen de macht. Wat doen de vrouwen?
A
Ze kussen iedereen
B
Ze laten hun mannen thuis om alleen carnaval te vieren
C
Ze knippen bij de mannen de stropdas af
D
Ze kopen een schaar
Slide 27 - Quizvraag
Der Tag an dem die Umzüge stattfinden
Ein Synonym für Karneval
Eine Parade durch die Stadt
Die Zeit vor dem Fasten, in der die Menschen feiern
Der Rosenmontag
Der Umzug
Der Fasching
Der Fastnacht
Slide 28 - Sleepvraag
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
Klik op de muzieknoot!
A
Stadt mit A
B
Stadt mit K
C
Stadt mit B
D
Stadt mit C
Slide 29 - Quizvraag
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
Klik op de muzieknoot!
A
Leev Marie
B
Hey, wir wollen die Eisbären sehen
C
Alaaf!
D
Alle Jläser huh
Slide 30 - Quizvraag
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
Klik op de muzieknoot!
A
Hey, wir wollen die Eisbären sehen
B
Kölle Alaaf
C
Atemlos
D
Pirate
Slide 31 - Quizvraag
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
Klik op de muzieknoot!
A
Hey, wir wollen die Eisbären sehen
B
Kölle Alaaf
C
Alle Jläser huh
D
Rot, gelb, grün
Slide 32 - Quizvraag
Hoe heet dit Duitse carnavalsliedje?
A
Schenk mir dein Herz
B
Polka, Polka, Polka
C
Schatzi schenk mir ein Foto
D
Johnny Däpp
