Maandag 31 oktober

Maandag 31 oktober
1. Invullen flexuren voor de komende 5 weken 

2. Vragen over toetsweek/agenda doornemen 

3. Open dag Graafschap college vrijdag

4. Halloweenquizje 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Maandag 31 oktober
1. Invullen flexuren voor de komende 5 weken 

2. Vragen over toetsweek/agenda doornemen 

3. Open dag Graafschap college vrijdag

4. Halloweenquizje 

Slide 1 - Tekstslide


Wanneer is Halloween?
A
21 oktober
B
25 oktober
C
31 oktober
D
1 november

Slide 2 - Quizvraag


Waar komt Halloween oorspronkelijk
vandaan? 
A
Ierland
B
Schotland
C
Engeland
D
Verenigde Staten

Slide 3 - Quizvraag

In welk land is Halloween
nu het populairst?
A
Amerika
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 4 - Quizvraag


Wanneer begonnen de mensen Halloween te vieren?
A
ongeveer 100 jaar geleden
B
ongeveer 200 jaar geleden
C
ongeveer 1000 jaar geleden
D
ongeveer 2000 jaar geleden

Slide 5 - Quizvraag


Welke mensen vierden toen al Halloween? 
A
Romeinen
B
Grieken
C
Heidenen
D
Kelten

Slide 6 - Quizvraag


Hoe heette Halloween toen?  
A
Hallow Day
B
Allerheiligen
C
Hallow Night
D
Sint Maarten

Slide 7 - Quizvraag

In welk land viert men de
Dag van de Doden, Día de Muertos?
A
Spanje
B
Frankrijk
C
Mexico
D
Amerika

Slide 8 - Quizvraag

Uit welke film komt
dit bekende masker?
A
The Grinch
B
Scary movie
C
Saw
D
Jaws

Slide 9 - Quizvraag

Wat voor kleur kat
brengt ongeluk?
A
rood
B
zwart
C
wit
D
bruin

Slide 10 - Quizvraag

Wat zeggen kinderen
aan de deur bij Halloween?
A
Ze zeggen: 'Candy or die!'
B
Ze zeggen: 'Boe!'
C
Ze zingen een liedje.
D
Ze zeggen: 'Trick or treat!'

Slide 11 - Quizvraag

Van die is dit spannende nummer?
A
George Micheal
B
Justin Bieber
C
Micheal Jackson
D
Snelle

Slide 12 - Quizvraag

Hoe heet dit liedje?
A
Bibber
B
Thriller
C
Smooth criminal
D
Hello! ween!

Slide 13 - Quizvraag

Waarin verandert de zanger in de echte clip?
A
Hij wordt een zombie.
B
Hij wordt een kat.
C
Hij wordt een vampier.
D
Hij wordt een zwarte vogel.

Slide 14 - Quizvraag