3.2 Het christendom wordt belangrijker
1 / 34
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Bij welk volk was het christendom ontstaan?
A
De Grieken
B
De Egyptenaren
C
De Romeinen
D
De Germanen
Slide 3 - Quizvraag
Slide 4 - Tekstslide
Welke dag is naar Donar (god van de donder en het weer) vernoemd?
A
Dinsdag
B
Woensdag
C
Donderdag
D
Vrijdag
Slide 5 - Quizvraag
Welke dag is naar Freya (godin van de vruchtbaarheid) vernoemd?
A
Vrijdag
B
Zaterdag
C
Zondag
D
Maandag
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Wat is bekeren?
A
Laten omdraaien naar het juiste rijk
B
Laten geloven in het juiste geloof
C
Laten drinken uit de juiste beker
D
Laten dansen volgens de juiste manier.
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Video
Slide 10 - Tekstslide
Zo werd het midwinterfeest gekoppeld aan een bekende christelijke feestdag. Welke?
A
Halloween
B
Allerheiligen
C
Sinterklaas
D
Kerst
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Video
Slide 13 - Tekstslide
Wie had de leiding in een kerk?
A
De paus
B
De priester
C
De bisschop
D
De gelovige
Slide 14 - Quizvraag
Hoe werd je een christen?
A
Door de Bijbel te lezen
B
Als je moeder christelijk was
C
Door je te laten dopen
D
Door te trouwen met een priester
Slide 15 - Quizvraag
Op welke dag moesten de christenen naar de kerk?
A
Vrijdag
B
Zaterdag
C
Zondag
D
Elke dag
Slide 16 - Quizvraag
Waar kwam je na je dood als je niet goed (volgens de regels) leefde?
A
In de hel
B
In de hemel
C
In de gevangenis
D
In de kerker
Slide 17 - Quizvraag
Wat was het boek van de christenen?
A
De koran
B
De thora
C
De bijbel
Slide 18 - Quizvraag
Wie was de hoogste geestelijke (persoon van de kerk)?
A
De priester
B
De bisschop
C
De monnik
D
De paus
Slide 19 - Quizvraag
In welk gebouw werkte de priester?
A
In een kathedraal
B
In een kerk
C
In een klooster
D
In een kasteel
Slide 20 - Quizvraag
In welk gebouw woonde en werkte een monnik?
A
In een kathedraal
B
In een kerk
C
In een klooster
D
In een boerderij
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Welk stand had geen privileges?
A
Geestelijkheid
B
Adel
C
Boeren
Slide 26 - Quizvraag
Welk stand moest belasting betalen?
A
Geestelijkheid
B
Adel
C
Boeren
Slide 27 - Quizvraag
Tot welke stand kon je wel toetreden?
A
Geestelijkheid
B
Adel
C
Boeren
Slide 28 - Quizvraag
Geestelijkheid
Adel
Boeren
abt
horige
monnik
vechten
werken
bidden
herendienst
hofmeester
belasting
ridder
Slide 29 - Sleepvraag
Slide 30 - Tekstslide
Wat was de taak van de eerste stand?
A
Bidden voor de mensen
B
De mensen beschermen
C
Zorgen voor het voedsel
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de taak van de derde stand?
A
Bidden voor de mensen
B
De mensen beschermen
C
Zorgen voor het voedsel
Slide 32 - Quizvraag
Wie zat er in de tweede stand?
A
Een boer
B
Een ambachtsman
C
Een graaf
D
Een priester
