B1-K1-W2

Werkpoces: B1-K1-W2 begeleidt de cliënt bij persoonlijke verzorging
Semester: 1/2

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Werkpoces: B1-K1-W2 begeleidt de cliënt bij persoonlijke verzorging
Semester: 1/2

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • De student is in staat om de kennistoets W1 te maken.
  • De student is in staat om de gegeven theorie over W2 uit te leggen.
  • De student in staat om de bpv-oefenopdracht W2 te benoemen. 







Slide 2 - Tekstslide

Algemene informatie
Anatomie is het besturen van het menselijk lichaam. 
  • Aangeboren: als een beperking voor, tijdens of vlak na de geboorte, bijvoorbeeld een chromosoomafwijking
  • Niet- aangeboren: als op een latere leeftijd de beperking opdoet. Ook wel de verworven beperkingen genoemd, bijvoorbeeld verkeersongeluk of ouderdom.

Zorg nodig bij
  • ADL:  Algemene dagelijkse levensverrichtingen. Welke dagelijkse taken voeren de cliënten dagelijks uit?

  • Persoonlijke verzorging: Bij persoonlijke verzorging ondersteun je een cliënt bij de lichaamsgebonden zorg. Of je neemt de zorghandeling over. Lichaamsgebonden zorg bestaat bijvoorbeeld uit wassen, aankleden, hulp bij eten en drinken of bij toiletgebruik.
  • Totale communicatie: is het ondersteunen en bevorderen van communicatie met diverse middelen zoals foto`s, pictogrammen, gebaren, verwijzers en geschreven taal. Totale communicatie wordt vooral gebruikt bij mensen met een verstandelijke beperking, kinderen met spraak/taal moeilijkheden en bij mensen met afasie of dementie.


Slide 3 - Tekstslide

Beperkingen en aandoeningen
  1. Stoornis: Het ontbreken van een orgaan- of lichaamsfunctie, bijvoorbeeld een geheugenstoornis, slaapstoornis
  2. Handicap: Verlies van mogelijkheden om op een normale wijze deel nemen aan maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld doofheid
  3. Aandoening: Iedere afwijking van de gezonde toestand van lichaam of geest, bijvoorbeeld een beroerte
  4. Beperking: Een bepaalde menselijke activiteit is moeilijk of onmogelijk uit te voeren, bijvoorbeeld:
  • Lichamelijke beperking: Hieronder vallen de motorische beperkingen, zintuigelijke beperkingen, spraakstoornissen en taalstoornissen. Denk bijvoorbeeld aan het missen van een arm, blindheid, stotteren, afasie
  • Verstandelijke beperking: Mensen net een verstandelijke beperking hebben een beperking in het intellectueel functioneren en het aanpassingsvermogen. Denk bijvoorbeeld aan een lichtverstandelijk beperking
  • Sociale beperking: Mensen met een sociale beperking functioneren in groepsverbanden niet volgens de algemene 'norm' en worden dan als 'anders' ervaren door de buitenwereld. Denk bijvoorbeeld mensen met een persoonlijkheidsstoornis, extreme verlegenheid, of een vorm van autisme.


Slide 4 - Tekstslide

Beperkingen en stoornissen
Beperkingen
  • Motorische beperking: Spasticiteit (spieren)
  • Zintuiglijke beperking: Doofheid (gehoord)
  • Orgaanbeperking: Astma (luchtwegen)
  • Spraak- en taalstoornis: Stotteren (spraak)

Stoornissen
  • Motorische stoornissen: Krampen, tremoren en stijfheid 
  • Sensorische stoornissen: Tintelingen, pijn en wazig zien 
  • Coördinatiestoornissen: Evenwichtsproblemen en duizeligheid 
  • Cognitieve stoornissen: Geheugen- en concentratieproblemen 
  • Psychische stoornissen: Angst, lusteloosheid en stemmingswisselingen 



Slide 5 - Tekstslide

Infectieleer en micro-organismen
Een infectieziekte is een ziekte veroorzaakt door schadelijke micro-organismen (ziekteverwerkers) die het lichaam zijn binnengedrongen.
  • Bacteriën: Bacteriën zijn niet zichtbaar met het blote oog, alleen onder een microscoop. Dit komt omdat een bacterie slechts uit één cel bestaat die maar ongeveer 0,001 mm groot is. Onder de microscoop zien ze er uit als kleine bolletjes, staafjes of spiraaltjes.
  • Schimmels: Schimmels zijn micro-organisme die zich door middel van sporen via de lucht vermeerderen. Net als bacteriën zijn schimmels overal aanwezig en in eerste instantie niet zichtbaar met het blote oog. Zichtbare schimmels zitten bijvoorbeeld op bedorven eten. Lang niet alle schimmels zijn onwenselijk. Veel schimmels zijn nuttig maar ook eetbar, bijvoorbeeld champignons.
  • Virus: Een virus bestaat uit erfelijk materiaal met daaromheen een eiwitmantel. Een virus kaapt als het ware een cel in je lichaam, neemt de controle van deze cel over en kunnen zo allerlei ziekten veroorzaken. Er zijn verschillende soorten virussen waarvan de meest bekende griep, verkoudheid en recentelijk ook COVID-19.


Slide 6 - Tekstslide

Opbouw skelet
Het menselijk skelet is opgebouwd uit:

  • de schedel
  • het tongbeen, het enige bot dat aan geen enkel ander bot vastzit
  • de wervelkolom: zeven halswervels, twaalf borstwervels, vijf lendenwervels, het heiligbeen en het staartbeen
  • de ribbenkast met de twaalf borstwervels, twaalf paar ribben en het borstbeen
  • de schoudergordel: sleutelbeenderen, schouderbladen en het ravenbekbot
  • de armen: per arm een opperarmbeen, spaakbeen, ellepijp, acht handwortelbeentjes, vijf middenhandsbeentjes, vier keer drie vingerkootjes en twee duimkootjes;
  • de bekkengordel: het bekken koppelt de onderste ledematen met behulp van het heiligbeen aan de wervelkolom
  • de benen: per been een dijbeen, knieschijf, scheenbeen, kuitbeen, voetwortelbeentjes, middenvoetsbeentjes, teenkootjes, soms enige sesambeentjes.

Slide 7 - Tekstslide

Gewrichten
Reumatoïde artritis: Bij reumatoïde artritis krijg je last van gewrichtsontstekingen. Reumatoïde artritis noemen we afgekort ook wel: RA. RA is een aandoening die lang aanhoudt: het is een dus een ‘chronische’ aandoening. De klachten verlopen wisselend. De periodes waarin je (veel) last hebt van gewrichtsontstekingen. RA is een auto-immuunziekte: je afweersysteem keert zich tegen je eigen lichaam.

Soorten gewrichten
  • Kogelgewricht: met bij het andere bot een kom: bewegingen in alle richtingen zijn mogelijk (heupgewricht, schoudergewricht).
  • Zadelgewricht: bestaat uit gewrichtsvlakken aan de uiteinden van de botten die combinaties van bewegingen in twee verschillende vlakken mogelijk maken.
  • Rolgewricht: waarbij het ene botuiteinde om het andere heen draait, bijvoorbeeld het gewricht tussen het spraakbeen en de ellepijp (vlakbij de elleboog.
  • Scharniergewricht: waarbij maar één vlak beweging mogelijk is (knie, elleboog)


Slide 8 - Tekstslide

Gewrichten

Slide 9 - Tekstslide

Zintuigen
Zintuigcellen: zitten in de zintuigen. Zintuigcellen vangen prikkels op uit het lichaam of omgeving. Door die prikkels ontstaan impulsen die via de zenuwen naar de hersenen worden gestuurd.
  1. Tastzin/voelen (hand): De druk die jouw hand in de washand veroorzaakt op de rug van meneer X.
  2. Gehoor (oor): Het praatje dat je met meneer X hebt tijdens het douchen .
  3. Zicht (oog): Als je de nieuwe douchegel toont aan meneer X.
  4. Smaakzin (tong):  Als er per ongeluk shampoo in de mond komt van meneer X. 
  5. Reukzin (neus):  Het 'zeepgeurtje van de lotion van meneer X.

  • Warmtezintuigen: de zon schijnt op je huid 
  • Koude zintuigen: Je likt aan een ijsje 
  • Drukzintuigen: Iemand geeft je een knuffel 
  • Tastzintuigen: Je zoekt een lichtknopje in het donker



Slide 10 - Tekstslide

De opbouw van het oog

Slide 11 - Tekstslide

De opbouw van het oor

Slide 12 - Tekstslide

Opbouw spierstelsel

Slide 13 - Tekstslide

Spijsverteringstelsel

Slide 14 - Tekstslide

Ademhalingsstelsel
Een weetje:
Bij het eten sluit het strotklepje, die boven de het strottenhoofd zit.
Waarom? Dan komt het eten niet terecht in de luchtpijp



Slide 15 - Tekstslide

De opbouw van de hersenen
De grote hersenen: Dit is het bovenste en grootste deel dat de structuur van een walnoot heeft. Dit deel regelt het denken, zien, spreken, voelen, ruiken en proeven. Het regelt onze emoties, gedrag en ons bewustzijn, maar ook de aansturing van spieren.
De kleine hersenen: Dit deel ligt tegen de grote hersenen aan en regelt onze bewegingen door de coördinatie van spieren aan te sturen.
De hersenstam: Dit is het onderste stukje van de hersenen dat het ruggenmerg met de hersenen verbindt. De hersenstam regelt lichamelijke processen als de spijsvertering, ademhaling, bloedsomloop, slapen & wakker worden, bewustzijn en de reflexen.
Tussenhersenen: ligt tussen de hersenstam en de grote hersenen. Dienen voor de verwerking van binnenkomende informatie

Slide 16 - Tekstslide

Lichamelijke beperkingen
  • Dwarslaesie: is een onderbreking van het ruggenmerg, waardoor de zenuwbanen die door het ruggenmerg lopen afgekneld zijn. Omdat de zenuwbanen afgekneld zijn, raken bepaalde lichaamsdelen verlamd.
  • Spina bifida: “open rug” is een aangeboren afwijking die het gevolg is van een ontwikkelingsstoornis van ruggenmerg en wervelkolom.
  • Ziekte van Duchenne: spierdystrofie is een ernstige erfelijke spierziekte die de spieren aantast en verzwakt.
  • Multiple sclerose (MS): is een ziekte van het centrale zenuwstelsel. In de beschermende laag rondom zenuwbanen (myeline) ontstaan ontstekingen en littekens, waardoor sommige zenuwen minder goed of niet meer functioneren.
  • Reuma: is een verzamelnaam voor meer dan 100 verschillende aandoeningen aan de gewrichten, spieren en pezen. Bij deze aandoeningen is het afweersysteem van het lichaam ontregeld, waardoor u chronische ontstekingen krijgt.


Slide 17 - Tekstslide