Die informatie is in het DNA opgeslagen door de volgorde van de basenparen A–T en C–G. Hoe dat werkt, kun je vergelijken met taal. Het Nederlandse alfabet bestaat uit 26 letters. Met die letters kun je veel verschillende combinaties maken. Elke combinatie heeft een andere betekenis. Bijvoorbeeld: ‘periode’ betekent iets anders dan ‘eierdop’. Maar de letters zijn hetzelfde. In het DNA is informatie op dezelfde manier opgeslagen, maar dan met maar vier letters (de basen).