1C - P2 - Week -1 - Persoonsvorm en onderwerp

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
Takkenl@farel.nl
Ma, di, wo, vrij

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
Takkenl@farel.nl
Ma, di, wo, vrij

Slide 1 - Tekstslide

- Lezen
- Leestekst oefenen - formatieve toets bespreken



Doel:
- Je kent doelen waarom een schrijver een tekst maakt
- Je herkent een overtuigende en beschouwende tekst
- Je schrijft een tekst met een activerend karakter 
Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

(Stil)lezen
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica

Slide 4 - Woordweb

Tekst
Tekst

Slide 5 - Tekstslide

Dit werkwoord geeft aan in welke tijd de zin staat en om hoeveel personen de zin draait. 

3 manieren om de PV te vinden. 
Persoonsvorm

Slide 6 - Tekstslide

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  


  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2.  

Persoonsvorm

Slide 7 - Tekstslide

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv


  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 

Persoonsvorm

Slide 8 - Tekstslide

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
  3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
  3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 
Persoonsvorm

Slide 9 - Tekstslide

  1. Vraagzin maken - eerste woord is pv
  2.  Zin in andere tijd zetten - veranderde ww is pv
  3. Hoeveelheid veranderen - veranderde ww is pv

  1. Jij let op je nichtje/ Let jij op je nichtje?
  2. Jij let op je nichtje/ jij lette op je nichtje. 
  3. Jij let op je nichtje/ jullie letten op je nichtje. 
Persoonsvorm

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de pv?
Dit jaar zal niemand in B1C blijven zitten
A
Dit jaar
B
zal
C
Niemand in B1C
D
zitten

Slide 11 - Quizvraag

Stukjes van de zin die altijd bij elkaar horen
- ze hebben samen één functie in de zin:

- Wie (doet iets)
- Wat (doet iets)
- Waarmee ( doet iemand iets)
- Voor wie (doet iemand iets)
- Waar, Wanneer, Hoe, Waarom (doet iemand iets)

Zinsdelen

Slide 12 - Tekstslide

Hoe weet je nou wat er bij elkaar hoort?

  1. Zoek de PV - dat is altijd één zinsdeel
  2. De PV staat (in een gewone zin met punt) altijd op de tweede positie.
  3. Het stukje voor de pv hoort dus bij elkaar
  4. Daarna ga je met de zin puzzelen, wat kan er nog meer los voor de pv, zonder dat de betekenis verandert? 

Zinsdelen

Slide 13 - Tekstslide

  1. De jongens lopen naast elkaar naar school
  2. Ik geef mijn eten aan Marlene
  3. De muis van Bas is weer ontsnapt.

Zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv)
  2. Zet een streep voor én achter de pv
  3. Kijk welke woorden los voor de pv kunnen, kan het niet -> zet er dan een woord bij. 

Slide 14 - Tekstslide

  1. De jongens /lopen/ naast elkaar /naar school
  2. Ik /geef/ mijn eten/ aan Marlene
  3. De muis van Bas /is/ weer /ontsnapt.

Zinsdelen
  1. Zoek de persoonsvorm (pv)
  2. Zet een streep voor én achter de pv
  3. Kijk welke woorden los voor de pv kunnen, kan het niet -> zet er dan een woord bij. 

Slide 15 - Tekstslide

Wat ga je doen:  
H20: Opdracht 1, 2 en 3

Wanneer: Deze les
Hoe: Zoek altijd eerst de persoonsvorm, blijf elke zin  
meerder oplossingen zoeken.  

Klaar:
- Lees je boek verder
- Maak je nieuwsbegrip basisles

Aan de slag

Slide 16 - Tekstslide

- Leesboek mee
- Verder oefenen grammatica zinsdelen

Volgende les

Slide 17 - Tekstslide