les 4 - inkomstenbelasting 2023

inkomstenbelasting
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
RechtenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

inkomstenbelasting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inkomstenbelasting
  • We hebben als laatste onderwerp de inkomstenbelasting bekeken en daarbij gekeken naar de 3 boxen.
  • Dit gaan we nog even herhalen en vervolgens gaan we daar verder naar kijken, te beginnen met box 1

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel boxen heeft de inkomstenbelasting?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke box vinden we de "inkomen uit aanmerkelijk belang"
A
1
B
2
C
3

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke box valt de winst die Michel heeft gemaakt met zijn eenmanszaak?
A
1
B
2
C
3

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke box valt de de 2e baan die Harold heef genomen om zo straks zijn droomauto mee te kunnen betalen?
A
1
B
2
C
3

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke box valt je vermogen?
A
1
B
2
C
3

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

in welke box of boxen hebben we te maken met belastingschijven?
A
1
B
2
C
3
D
1 en 3

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Box 1
inkomen uit werk en wonen:
  • we gaan weer even kijken welke inkomens eronder vallen
  • hoe inkomen uit de woning wordt vastgesteld
  • we kijken naar aftrekposten op het inkomen
  • we kijken naar de schijven met hun tarief
  • we kijken naar de AH-bonuskorting oftewel heffingskorting 
  • we gaan leren hoe we de belasting in box 1 uitrekenen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0,35%

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie bepaalt de WOZ-waarde van een woning?
A
de verkoper van een woning
B
het Rijk
C
de hypotheekverstrekker
D
de gemeente

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

is het inkomen uit een woning dat wordt belast in box 1 een echt inkomen of een fictief inkomen?
A
echt
B
fictief

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koen heeft een huis waarop een hypotheek gevestigd is van 400.000 tegen een rentepercentage van 4%. De WOZ-waarde is ook vastgesteld op 400.000.
1. Wat is belastbaar inkomen uit de woning van Koen?
2. Wat is de hypotheekrenteaftrek van Koen?


Slide 15 - Open vraag

0,006  eigenwoningforfait * 400.000 WOZ = 2.400 
de hypoaftrek = 400.000 * 4% =16.000

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heffingskorting
  • Algemene heffingskorting max € 3.070 (2023), afhankelijk van het inkomen
  • Arbeidskorting max. afhankelijk van inkomen
  • Voor deze lessen wordt uitgegaan van een standaard heffingskorting van € 3.000
  • Eerst belasting berekenen, dan de (AH bonus)korting toepassen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tim verdient €3.000 bruto per jaar. Wat betaalt hij?

Schijf I €_____
Schijf II €
Totaal €_____

Tekst

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3000 euro x 36,93% = 1107,90 euro

Door de algemene heffingkorting a 3000 die nog vanaf gaat, hoef je in dit geval geen belasting te betalen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tom verdient €9.000 bruto per jaar. Wat betaalt hij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting €3.000 -
Totaal €_____

Tekst

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim verdient €9.000 bruto per jaar.

Schijf I = 9000 x 36,93% = € 3323,70

 Tim betaalt € 3323,70- € 3000 = € 323,70


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Teun verdient €69.000 bruto per jaar. Wat betaalt hij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting €3.000 -
Totaal €_____

Tekst

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tim verdient €69.000 bruto per jaar.

Schijf I = 69000 x 36,93% = €25481
schijf 2= 0
 Tim betaalt €25481  - € 3000 = 22481



Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tineke verdient €100.000 bruto per jaar. Wat betaalt zij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting ____ -
Totaal €_____

Tekst

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tineke verdient €100.000 bruto per jaar.

Schijf I = 73.031 x 36,93% = €26970
Schijf II= 100.000 - 73.031 = 26.969
26.969 x 49.50% = € 13350
 Tim betaalt € 26969 + € 13350 =  40319- € 3000 (korting) = €37319


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tina verdient €73.035 bruto per jaar. Wat betaalt zij?

Schijf I €_____
Schijf II €_____
Korting €3000 -
Totaal €_____

Tekst

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tina verdient €73.035 bruto per jaar.

Schijf I = 73.031 x 36,93% = €26970
Schijf II= 73.035 - 73.031 = €4
4 x 49.50% = € 2
 Tim betaalt € 26969 + € 2 =  
26971- € 3000 (korting) = €23971


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leontine heeft een jaarsalaris van 80.000. Zij heeft een huis waarop een hypotheek gevestigd is van 300.000 tegen een rentepercentage van 4%. De WOZ-waarde is vastgesteld op 280.000. Het eigen woningforfait is 0,35%. Wat is het belastbaar inkomen van Leontine?
Inkomen uit werk:
Inkomen uit woning:
Hypotheekrenteaftrek:
Belastbaar inkomen:

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leontine heeft een jaarsalaris van 80.000. Zij heeft een huis waarop een hypotheek gevestigd is van 300.000 tegen een rentepercentage van 4%. De WOZ-waarde is vastgesteld op 280.000. Het eigen woning forfait is 0,35%. 
Wat is het belastbaar inkomen van Leontine?
Inkomen uit werk:
Inkomen uit woning:
Hypotheekrenteaftrek:
Belastbaar inkomen:
Inkomen uit werk:      80000                                     
Inkomen uit woning: 280000 x 0,35% = 980
Hypotheekrenteaftrek: 12000
Belastbaar inkomen:=    68980                               

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel inkomstenbelasting betaalt Leontine nu? Haar belastbaar inkomen is dus .....69.680.

Schijf 1:
+ Schijf 2:
-/- Heffingskorting:
= Totaal:
Tekst

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

en 2023)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marijke heeft 20% van de aandelen van DAF in handen. Ze besluit 10% te verkopen, zijnde 20000 aandelen. Ze kocht de aandelen 15 jaar geleden voor 4 euro per stuk. Inmiddels zijn ze 10 euro per stuk. Hoeveel belasting betaalt Marijke nu?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord
10 - 4 = 6 euro winst per aandeel 
6 x 20.000 aandelen = 120.000 euro aan winst
120.000 x het vaste belastingtarief in box 2 van 26,9% =
32.280 te betalen aan belasting
 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Louise heeft 10% van de aandelen van Aldi in handen. Ze besluit 5% te verkopen, zijnde 10.000 aandelen. Ze kocht de aandelen 5 jaar geleden voor 2 euro per stuk. Inmiddels zijn ze 8 euro per stuk. Hoeveel belasting betaalt Marijke nu?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord
(verkoop -/- aankoop) x  belastingtarief 26,9%

Verkoop min aankoop= 8 - 2 = 6
10.000 aandelen x 6 = 60.000 winst
60.000 x 26,9% = 16.140

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mark heeft 6% aandelen ASML. Hij krijgt een winstuitkering van ASML over zijn aandelen van 30.000 euro. Hoeveel belasting betaalt hij?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

antwoord
winstuitkering op zijn aandelen a 30.000 euro x 26,9% =
8.070 euro

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Box 3: inkomen uit sparen en beleggen
  • Vermogen is het (positieve) saldo van bezittingen en schulden (=heffingsgrondslag)
  • Vermogen op 1 januari van het heffingsjaar is bepalend
  • Niet het vermogen zelf wordt belast, maar de inkomsten hieruit ofwel vermogens-rendements-heffing!
  • Vrijgelaten gedeelte vermogen is € 57.000 per persoon (fiscale partners het dubbele)
  • Vast dus proportioneel tarief van 32% over het rendement en dus niet over het vermogen zelf!

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zoals het tot voor kort was:

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als gevolg van uitspraak Hoge Raad
Inkomen uit vermogen in box 3 rechtvaardiger belasten
  • Vanaf 2026 komt er een nieuw stelsel voor box 3 waarin het werkelijke rendement op vermogen wordt belast. Voor de tussenliggende jaren werkt het kabinet met overbruggingswetgeving. De tijdelijke wetgeving gaat uit van de werkelijke verdeling van spaargeld, beleggingen en schulden. Daarbij gebruikt de Belastingdienst rendementspercentages die dichtbij de echte percentages voor sparen, beleggen of lenen liggen. 
Beter kijken wat iedereen persoonlijk heeft aan spaargeld of beleggingen
  • Het kabinet kijkt tijdens de overbruggingsperiode naar de echte verdeling van spaargeld en beleggingen. Daarbij gebruikt het rendementspercentages die gebaseerd zijn op de actuele percentages voor sparen of beleggen. De actuele spaarrente is bijvoorbeeld veel lager dan het rendement op beleggingen. Deze percentages worden per jaar voor iedereen bepaald.
Tot en met 2020 ging de belasting in box 3 uit van een vaste vermogensmix. Met vaste delen voor sparen en beleggen afhankelijk van de hoogte van het vermogen. Dit was voor iedereen hetzelfde, ook wanneer iemand alleen spaargeld had. Door dit systeem betaalden mensen met spaargeld (met laag rendement) te veel belasting. Beleggers (met hoog rendement) betaalden juist te weinig



Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bereken je het belastingtarief over je vermogen of over het rendement op je vermogen?

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het belastingtarief in box 3 nu proportioneel of progressief?
A
proportioneel
B
progressief

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel belasting betaal je bij 500.000 euro op je bankrekening ( waarvan de vrijstelling al af is)?

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

uitkomst
Wat betaal je aan belasting bij een vermogen (na aftrek vrijstelling) van 500.000?
over schijf 1:  50.651 x 1,818% = 921
over schijf 2: 500.000 -/- 50.651= 449.349 x 4,366% = 19.619
921 + 19.619  = 20.540 x 32% belastingtarief = 6.573

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies