past simple vragend zinnen

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Grammatica

past simple vragend zinnen

Waarom is deze les belangrijk?

Ten eerste:

- je maakt kennis met hoe je een vragend zin in de past simple maakt 

- je kan goed vragen stellen in het Engels

Ten tweede:

Je gaat dit krijgen voor je komende toets van chapter 4. 

Hoe maak je zinnen vragend in de verleden tijd?

Lesdoel:

Aan het einde van de les:

- kan je vragend zinnen maken in de past simple

Als we over de 'past' praten hebben we het over de

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd

Verleden tijd - past simple

1. Ik liep gisteren.

2. Ze deelde haar boterham.

3. We helpen deze jongen. 

1. I walked yesterday.

2. She shared her sandwich. 

3. We helped this boy. 

Deze zinnen staan allemaal in de verleden tijd. 

Hoe maak je een vragend zin in de past simple?

Did +

(deed) 

I 

You

He/She/It 

We

You

They

+ hele werkwoord 

(= verleden tijd min -ed)

Vragende zinnen in de verleden tijd / past simple 

1. I walked 

2. She shared

3. We helped 

Did + pers vnm + hele werkwoord

1. DID              I                 WALK

2. DID            She             SHARE

3. DID            We              HELP

verleden tijd. 

Hele werkwoord.

verleden tijd min -ed

The supermarket closed at 6 o'clock.

1. Did the supermarket close at 6 o'clock?
2. Did the supermarket closed at 6 o'clock?

Levi and Divesh talked a lot in their break.

1. Did Levi and Divesh talked a lot in their break?
2. Did Levi and Divesh talk a lot in their break?

My mother liked to cook pasta.

1. Did my mother like to cook pasta?
2. Did my mother liked to cook pasta?

I wanted to stay friends.

1. Did I wanted to stay friends?
2. Did I want to stay friends?

Onregelmatige werkwoorden

Irregular verbs

Past simple: regular verbs 

werkwoord + ed: 

walk - walked 

wait - waited 

like - liked 

want - wanted 

Past simple: irregular verbs

Ten eerste:

Het werkwoord verandert helemaal. 

Ten tweede:

Je moet het uit je hoofd leren.

Ten derde: 

Je gebruikt het ook tijdens vragend zinnen maken in de past simple

Example / Voorbeeld 

Zin in past simple: I went to Holland in 2014. 

vragend zin in past simple: Did I go to Holland in 2014?

want?

went is de verleden tijd van go (tegenwoordige tijd).

irregular verb / onregelmatige werkwoord. 

Example / Voorbeeld 

Zin in past simple: She sang a beautiful song.

vragend zin in past simple: Did she sing a beautiful song?

want?

sang is de verleden tijd van sing (tegenwoordige tijd).

irregular verb / onregelmatige werkwoord. 

Example / Voorbeeld 

Zin in past simple: She drove to school. 

vragend zin in past simple: Did she drive to school?

want?

drove is de verleden tijd van drive (tegenwoordige tijd).

irregular verb / onregelmatige werkwoord.