Grammatica (redekundig ontleden)

Grammatica
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Ik weet weer wat we in klas 1 over zinsontleding hebben behandeld. 

Slide 2 - Tekstslide

Welke zinsdelen
ken je nog?

Slide 3 - Woordweb

De zeven stappen
1. persoonsvorm 
2. zinsdelen
3. A werkwoordelijk gezegde (pv + andere ww)
B naamwoordelijk gezegde  (pv + andere ww + nwdeel)
4. onderwerp (wie/wat + wg)
5. lijdend woordwerp (wie/wat + wg + o)
6. meewerkend voorwerp (aan wie/voor wie?)
7. bijwoordelijke bepaling (alles wat overblijft)

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 6 - Quizvraag

Welke stelling over de pv is fout?
A
De pv geeft de tijd van de zin aan.
B
Alles voor de pv is één zinsdeel.
C
De pv kan een voltooid deelwoord zijn.
D
Er staat altijd een pv in een zin.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 8 - Open vraag

Noteer het naamwoordelijk gezegde .
Mevrouw Zijp is deze week te lui geweest.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn mijn luie docent een yogalesje gevolgd.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 11 - Quizvraag

Hoe vind je het
lijdend voorwerp?

Slide 12 - Woordweb

Wat is "een lekkere taart" in deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quizvraag

Benoem het lijdend voorwerp.
Mevrouw Ruitenberg geeft ons Franse les.
A
Mevrouw Ruitenberg
B
geeft
C
ons
D
Franse les

Slide 14 - Quizvraag

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De koning leest aan heel het land de troonrede voor.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?

De juf gaf de kinderen een afscheidscadeautje.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Staat er een meewerkend voorwerp in de zin?
De vlag hangt aan de brug.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Gistermiddag speelde Yara mooi piano.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de bijwoordelijke bepaling(en) op. Als het er meer zijn, gebruik dan een komma.
Waarom gaf jij mij vanmorgen zomaar een koekje?

Slide 19 - Open vraag

Welk zinsdeel vond
jij nog lastig?

Slide 20 - Woordweb