examenvoorbereiding N2
1 / 12
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
A. Een stuk belegen kaas, van 350gram kost 6,90Euro
B. Voor een pak met plakken kaas betaal je 3 Euro voor 150 gram
Wat is in verhouding voordeliger?
B. Voor een pak met plakken kaas betaal je 3 Euro voor 150 gram
Wat is in verhouding voordeliger?
Slide 3 - Open vraag
In dezelfde supermarkt betaal je voor:
A. 24 rollen wc-papier 12,50 euro
B. pak van 6 rollen 3,20
welke is het voordeligst?
A. 24 rollen wc-papier 12,50 euro
B. pak van 6 rollen 3,20
welke is het voordeligst?
Slide 4 - Open vraag
Bij de kassa moet je 62,50 betalen, maar met je bonuskaart krijg je 1,90 Euro korting, hoeveel procent is dat?
Rond af op een heel getal
Rond af op een heel getal
Slide 5 - Open vraag
Je krijgt visite en gaat koken
voor 5 personen. Hoeveel gram gehakt heb
je nodig?
voor 5 personen. Hoeveel gram gehakt heb
je nodig?
Slide 6 - Open vraag
Je gaat boodschappen doen,
hoeveel eieren moet je kopen?
hoeveel eieren moet je kopen?
Slide 7 - Open vraag
Je visite komt om 18:00u
de bereiding kost je 40 minuten, hoe laat moet je uiterlijk beginnen met koken als je wil dat het gerecht klaar is als de visite komt?
de bereiding kost je 40 minuten, hoe laat moet je uiterlijk beginnen met koken als je wil dat het gerecht klaar is als de visite komt?
Slide 8 - Open vraag
Je gaat in de tuin aan het werk, je hebt 6 kuub grond nodig. in je aanhanger past 1.5 kuub grond.
Hoe vaak moet je heen en weer rijden?
Hoe vaak moet je heen en weer rijden?
Slide 9 - Open vraag
Je koopt een aantal planten voor in de tuin
Hoeveel procent korting is deze aanbieding?
rond af op 1 decimaal
Hoeveel procent korting is deze aanbieding?
rond af op 1 decimaal
Slide 10 - Open vraag
Je koopt deze kruiwagen, bij de kassa krijg
je 20% korting! Wat moet je betalen voor
deze kruiwagen?
je 20% korting! Wat moet je betalen voor
deze kruiwagen?
