8.1 Bloed

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 4

8.1 Bloed

Je kunt de delen waaruit je bloed bestaat benoemen en van ieder deel de functie beschrijven.

Opdracht 12

A: Als een bloedvat beschadigd raakt, trekken de spieren van dat bloedvat meteen samen en wordt het bloedvat nauwer. Pas na deze bloedvatvernauwing starten de bloedstollingsreacties.

Wat is het effect van de snelle bloedvatvernauwing?

B: Waarom reageert je lichaam zo snel op beschadigingen van de bloedvaten?

Je kunt uitleggen hoe je bloed stoffen door je lichaam vervoert.

Bloedarmoede

Bij bloedarmoede heb je te weinig hemoglobine, dit heeft als grondstof het element IJzer. 

Je voelt:

- Moe

- Hoofdpijn

- Kortademig

- Flauwvallen

Opdracht 20

In het hooggebergte wonen mensen op grote hoogte. De lucht is er ijl, dat betekent dat er weinig zuurstof in zit. De bergbewoners hebben veel meer rode bloedcellen dan iemand die in Nederland woont. Op grote hoogte kan het bloed van een mens wel 8 miljoen rode bloedcellen per mm3 bevatten.

B: Waarom heeft een bergbewoner veel meer rode bloedcellen nodig?

C: Stel je voor dat jij hoog in de bergen een stevige wandeling gaat maken. Waaraan zou je merken dat jij veel minder rode bloedcellen hebt dan bergbewoners?

Je kunt beschrijven wat er door inspanning in je lichaam verandert.

opdracht 27

Er worden voortdurend nieuwe rode bloedcellen gemaakt in het rode beenmerg. Zijn er te weinig rode bloedcellen, dan regelen de nieren dat je meer rode bloedcellen aanmaakt. De nieren ‘weten’ wanneer dat nodig is doordat ze steeds de hoeveelheid zuurstof in het bloed meten. Als er te weinig zuurstof in je bloed zit, maken de nieren het hormoon epo aan en geven dat af aan het bloed. Epo regelt dat cellen in het rode beenmerg rode bloedcellen gaan maken.

Je nieren meten de hoeveelheid zuurstof in het bloed. Leg uit dat de hoeveelheid zuurstof in het bloed een maat is voor de hoeveelheid rode bloedcellen in het bloed.