5.3 Prepositions of time and place


Prepositions of Time & Place
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Prepositions of Time & Place

Slide 1 - Tekstslide

I always hang out with my friends ___ school.
A
in
B
on
C
at

Slide 2 - Quizvraag

The janitor is ___ the roof to repair it.
A
in
B
on
C
at

Slide 3 - Quizvraag

I left my book ___ the classroom.
A
in
B
on
C
at

Slide 4 - Quizvraag

I usually have my breakfast ___ five o'clock ___ the morning.
A
at, at
B
in, at
C
at, in
D
on, in

Slide 5 - Quizvraag

On Thursday you can find me ___ the local cinema.
A
in
B
on
C
at

Slide 6 - Quizvraag

I have a lot of guitars ___ my bedroom.
A
in
B
on
C
at

Slide 7 - Quizvraag

My sister is ___ the bus home while my dad is ___ the taxi.
A
in, in
B
on, on
C
on, in
D
in, on

Slide 8 - Quizvraag

Let's meet ___ the morning __ Saturday
A
in, at
B
on, in
C
at, on
D
in, on

Slide 9 - Quizvraag

We always throw a party __ the weekend.
A
on
B
in
C
at
D
since

Slide 10 - Quizvraag

Prepositions of time
Voorzetsel
Vertaling
Gebruik
in
in
eeuwen, jaren, maanden, weken, seizoenen, dagdelen
on
op 
dagen, datums
at
op / om
midnight, the weekend, kloktijden, feestdagen

Slide 11 - Tekstslide

Prepositions of place
Voorzetsel
Vertaling
Gebruik
in
in
landen, plaatsen, afgesloten ruimtes
on
op 
oppervlaktes, openbaar vervoer
at
op / bij
adressen, specifieke locaties (bijv: ziekenhuis, bioscoop)

Slide 12 - Tekstslide

Exercise 2
Do the quiz about the prepositions of place

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

Exercise 3
Do the quiz about the prepositions of time

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link