2.2 Democratie in Nederland

 Democratie in Nederland
paragraaf 2.2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Democratie in Nederland
paragraaf 2.2

Slide 1 - Tekstslide

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Duitsland
D
Verenigde Staten

Slide 2 - Quizvraag

Verstedelijking is een ...... van de industrialisatie
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 3 - Quizvraag

wat is de juiste volgorde?
A
bevolkingsgroei> vraag naar kleding> verbetering landbouw > industrialisatie
B
bevolkingsgroei> verbetering landbouw > industrialisatie> vraag naar kleding
C
verbetering landbouw> bevolkingsgroei> vraag naar kleding > industrialisatie
D
industrialisatie> verbetering landbouw > bevolkingsgroei > vraag naar kleding

Slide 4 - Quizvraag

Staatsinrichting 

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel
aan het eind van deze les:
  • weet je hoe Nederland als koninkrijk vanaf 1815 werd bestuurd
  • kun je verklaren waarom er in 1848 een nieuwe grondwet werd geschreven
  • Je weet hoe Nederland na 1848 werd bestuurd

Slide 6 - Tekstslide

1815: Congres van Wenen
  • 1815: Napoleon verslagen > wat nu? > congres van Wenen

  • NL samen met België gevormd tot koninkrijk  

Slide 7 - Tekstslide

Constitutionele monarchie
Nederland was een constitutionele monarchie
De grondwet regelde het bestuur zo:



De koning had alle macht!
Koning
Staatshoofd
De hoogste persoon in de staat
Regeringsleider
Regering = koning + alle ministers
Kiest politici
Kiest ministers en parlement
Ministers
Dienaren
Moeten doen wat de koning zegt
Dagelijks bestuur
Zorgen voor het dagelijks bestuur
Parlement
Staten-Generaal
Eerste en Tweede Kamer
Goedkeuring
Keurt de plannen(wetten) van de koning goed
Machteloos
Heeft amper wat te zeggen

Slide 8 - Tekstslide

2.2 Democratie in Nederland
Het bestuur van Nederland

De Tweede Kamer werd gekozen door alle Provinciale Staten (bestuur van een provincie).
De koning had veel macht:
  • Hij was regeringsleider (koning + ministers) en benoemde de ministers.
  • Hij benoemde de leden van de Eerste Kamer

De rijke burgerij had nauwelijks inspraak, maar betaalde wel de belastingen.

Slide 9 - Tekstslide

Noord/Zuid
veel ontevredenheid in het zuiden vanwege discriminatie 
  • België katholiek, Noorden protestants
  • België veel Franstaligen, maar NL was de officiële taal
  • Belgen betaalden meer belasting 
  • 1830: België verklaarde zich onafhankelijk 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Liberalisme

Mensen met dezelfde ideeën gingen meer samenwerken
Zo ontstonden politiek-maatschappelijke stromingen
De eerste was het liberalisme onder leiding van Thorbecke
Zij wilden drie dingen:
Vrijheid
Burgers moesten vrij zijn
1
Stemrecht
Niet de koning, maar de burgers moesten het parlement kiezen
2
Macht
Het parlement moest echt wat te zeggen krijgen
3
Een politieke stroming die streeft naar meer vrijheid.
Liber is Latijn voor vrijheid.

Slide 12 - Tekstslide

Verzet tegen macht koning: Liberalen
Johan Thorbecke
- Meer vrijheid voor de burgers!!!
- Einde aan de macht van de koning!!!
- Bescherm de rechten van de burgers!!!

Slide 13 - Tekstslide

1848
De liberalen kregen het volk in opstand
Zij wilden dat het volk de macht kreeg
Koning Willem II moest hier wel aan toegeven
Onder leiding van Thorbecke werd een nieuwe grondwet gemaakt

Slide 14 - Tekstslide

2.2 Democratie in Nederland
De grondwet van 1848

  • Vanaf nu controleert het parlement (Eerste en Tweede Kamer) de regering i.p.v. de koning. -> ministeriële verantwoordelijk 
  • Vanaf nu wordt de Tweede Kamer gekozen door de rijke burgers (censuskiesrecht).
  • Vanaf nu wordt de Eerste Kamer gekozen door de Provinciale Staten (die gekozen is door rijke burgers).
  • vanaf nu zijn er grondrechten 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Uitbreiding Kiesrecht
  • alleen rijke burgers (mannen) mochten stemmen: censuskiesrecht 

  • 1917: algemeen kiesrecht mannen (23 jaar) en passief vrouwenkiesrecht 

  • 1919: actief kiesrecht vrouwen

actief kiesrecht: jij mag op mensen stemmen
passief kiesrecht: mensen mogen op jou stemmen, jij niet op anderen

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoel
aan het eind van deze les:
  • weet je hoe Nederland als koninkrijk vanaf 1815 werd bestuurd
  • kun je verklaren waarom er in 1848 een nieuwe grondwet werd geschreven
  • Je weet hoe Nederland na 1848 werd bestuurd

Slide 18 - Tekstslide