Woordenschat bij thema 4 van Link A2 -B1

woordenschat bij thema 4 van Link A2 -B1
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslide en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

woordenschat bij thema 4 van Link A2 -B1

Slide 1 - Tekstslide

GELD
Waar denk je aan bij geld? 

Slide 2 - Woordweb

Wat zou jij graag willen kopen (waar spaar je voor) en wat kost dit ongeveer ?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent "geld sparen"?
A
iets kopen van je geld
B
geld bewaren tot je meer geld hebt
C
geld aan iemand geven
D
geld van iemand krijgen

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Video

wat betekent aanvullend?
A
nog niet
B
samen
C
ook
D
extra

Slide 6 - Quizvraag

wat is een zorgpremie?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent verzekeren in de zin:
'Zij verzekerde mij ervan dat het goed kwam.'
A
ze geeft mij geld terug omdat ik verzekerd ben
B
ze zegt dat iets zeker gebeurt

Slide 8 - Quizvraag

gedoe
A
begrijpen
B
intelligent
C
iets moeilijks en vervelends
D
nuttig

Slide 9 - Quizvraag



Welk lidwoord (lw) gebruik je 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

gedoe
A
de
B
het

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent:

depressief
A
verschijnsel van een bepaalde ziekte
B
geven aan iemand anders
C
als je zeer somber of verdrietig bent
D
ondanks dat, toch

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent 'achterblijven bij'?
A
iets of iemand niet bij kunnen houden
B
blijven staan
C
achter iemand staan
D
op je stoel blijven zitten

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent
'verstandig'?
A
eerst doen en dan denken
B
eerst denken en dan doen

Slide 13 - Quizvraag

wat is de betekenis van het verdriet?

Slide 14 - Open vraag

Dierentuinen zijn leuk.
A
feit
B
mening
C
argument
D
x

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent:
medisch
A
wat er is en wat je altijd kunt gebruiken
B
wat te maken heeft met geneeskunde
C
de zieke
D
kracht van je lichaam om ziektes tegen te houden

Slide 16 - Quizvraag