Les 3 week 5: 04-02-2021 Capítulo 1 Entre mar y montaña Paso adelante 3A

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 1: Entre mar y montaña (libro 3A)
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de español!
Capítulo 1: Entre mar y montaña (libro 3A)

Slide 1 - Tekstslide

La clase de hoy
La meta de la clase: 
Weten hoe je “de gebiedende wijs” moet toepassen. Je kunt minimaal drie zinnen maken met de gebiedende wijs.

Repaso (herhalen) (Oefentoets 3)
- Oefenen leesvaardigheid.
- Jullie oefenen met luistervaardigheid.
- Jullie oefenen met de "Gebiedende wijs".
- Jullie oefenen met de "presente perfecto".
- Jullie oefenen met de "woordenschat".

                                      

Slide 2 - Tekstslide

Gramática 
- Presente perfecto
- Imperativo
- Klinkerwisseling
 

Slide 3 - Tekstslide

Lees de volgende zinnen en kies de juiste werkwoordstijden
Imperativo
Presente perfecto
Presente
Tomad la línea tres con destino a Gracia!
Somos tus amigos
Nick y yo hacemos nuestros deberes. 
 No suba al autobús número veinticinco.
¿Has comido calamares?
He hecho un pastel.
Lee el folleto del museo.

Slide 4 - Sleepvraag

Geef de 1ste pers.enkv in de perfecto van llegar

Slide 5 - Open vraag

Anouk……………………..(empezar) a las ocho de la noche.

A
empiezas
B
empiezo
C
empieza
D
empeza

Slide 6 - Quizvraag

Moritz……………………….(tener) 14 años.
A
tengo
B
tienes
C
tene
D
tiene

Slide 7 - Quizvraag

Yo…………………….. (preferir) dar clases en el colegio.
A
prefero
B
prefiero
C
prefiere

Slide 8 - Quizvraag

Donna y tú………………………(querer) ser doctor.
A
quieres
B
queren
C
quieren
D
queremos

Slide 9 - Quizvraag

Lisanne y yo……………………………..(empezar) a bailar salga.
A
empiezamos
B
empezamos
C
empezais
D
empiezáis

Slide 10 - Quizvraag


Presente perfecto
1. Nina...........................(caminar) por las playas de Cádiz.
2. Chris y Robert..........................(ver) cosas muy bonitas en sus vacaciones.
3. Hoy...........................(perder-yo)  mis libros.  
4. ¿Tú...........................(hacer) los deberes en LessonUP?.
5. Joep siempre............................(vivir) en Holanda.
6..Hannelore. y yo...........................(escribir) las respuestas del examen en un su cuaderno.

Slide 11 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans:
A. hij heeft gehad....................... clases muy temprano.
B. zij heeft gezien....................... cosas muy bonitas.
C. jullie hebben geschreven................... todo en el examen.

Slide 12 - Open vraag

Voltooide deelwoorden zijn...
A
hablido - comido - vivido
B
hablido - comido - vivido
C
hablado - comedo - vivido
D
hablado - comido - vivido

Slide 13 - Quizvraag

Noem vier onregelmatige werkwoorden in de presente perfecto en geef de vervoeging.
 Schrijf het voltooid deelwoord op van.
1. Descansar:                5: Contar:
2. pensar:                     6 : poder:
3. querer:                      7:  volar:
4. preferir:                    8: dormir:

Slide 14 - Open vraag

Hoe zeg je in het Spaans:
Zij hebben gezwommen
Hoe zeg je in het Spaans: 
1. Zij hebben gezwommen.................................................................................. toda la tarde.
2.. Hij heeft gedacht................................................................................. mucho en tí.
3. Ik heb gewild..................................... este bolso desde hace mucho tiempo.

Slide 15 - Open vraag

Klinkerwisseling
1.Markus y yo.......................(pensar) que el español es fácil.
2. Yo...............................(pensar) que poder hablar español es importante.
3. Lotte y Jinte ....................................(pensar) mucho en Tik Tok.
4. Vosotros...............................(pensar) mucho en videojuegos.
5. Jochem...................................(pensar) en qué va hacer en sus vacaciones.
Tip: het liedje van de klinker

uitgang (ik) e naar ie
uitgang (jij)
uitgang (hij-zij-u)
stam (wij)
stam (jullie)
uitgang (zij-meervoud) 

Slide 16 - Open vraag

Come siempre tres veces al día.
Tú of usted?
A
B
usted

Slide 17 - Quizvraag

Entrena todos los días.
Tú of usted?
A
B
usted

Slide 18 - Quizvraag

Beba mucha agua.
Tú of usted?
A
B
usted

Slide 19 - Quizvraag

Lleve ropa bonita en la fiesta.
A
B
usted

Slide 20 - Quizvraag

Pablo (escribir)____una carta a tus padres.

Slide 21 - Open vraag

Clara, ¡ escuchar al profesor!

Slide 22 - Open vraag

Miguel, (hablar)____ menos por favor.

Slide 23 - Open vraag

Abuela, usted (comprar)___muchas manzanas en el supermercado.

Slide 24 - Open vraag

Señor Hudson, (leer)____bien estas palabras.

Slide 25 - Open vraag

Tú (bereiden)_____la comida esta noche.
A
preparas
B
prepara
C
compra
D
compre

Slide 26 - Quizvraag

Usted (kopen)______cuatro kilo de patatas.
A
hable
B
escuche
C
venda
D
compre

Slide 27 - Quizvraag

Tú (reizen)_____cada año a España para visitarme.
A
compra
B
viaja
C
descansa
D
mira

Slide 28 - Quizvraag

USTED
compra
hable
escuche
empieza
escriba
pueda
pregunta
trabaja

Slide 29 - Sleepvraag

Vocabulario

Slide 30 - Tekstslide

In ieder rijtje zit een woord dat er niet in thuishoort. Schrijf dat op.
In ieder rijtje zit een woord dat er niet in thuishoort. Schrijf dat op.
1. descansar - relajado - dormir - girar.
2. el tranvia - la bici - el tren - la rueda.
3. pensar - mar - querer - preferir.

Slide 31 - Open vraag

Sleep het antwoord naar de juiste vertaling!
la infancia
de fontein
zeker
voor
omdat, zoals
het zicht
como
delante
de jeugd
la fuente
seguro
la vista

Slide 32 - Sleepvraag

Slide 33 - Sleepvraag

a. Mi portátil es                   que el de Ana.
b.                   silla es más incómoda                 esta.
c. Mi abuelo es                         que el tuyo.
d. Carmen tiene un ordenador muy 
e. Los estuches                    para guardar los CD.

Sleep de antwoorden naar de zinnen. Let op! Er blijft er 1 over.
..........
..........
..........
..........
..........
..........
sirven
esa
mejor
antigua
que
mayor
viejo

Slide 34 - Sleepvraag

Kies het juiste woord
En mi .......................... hay parques grandes. wijk / brug / dichtbij
Kies het juiste woord
En mi .......................... hay parques grandes. barrio / puente/ cerca
A
barrio
B
puente
C
cerca

Slide 35 - Quizvraag

vertaal: de brug
A
el puenta
B
el puente
C
la peunta
D
la peunta

Slide 36 - Quizvraag

vertaal: ganar
A
wennen
B
denken
C
willen
D
uitstappen

Slide 37 - Quizvraag

Luistervaardigheid

Slide 38 - Tekstslide

5. Después del puente los amigos de Naomi – Ángela (A), Raúl (R) e Isabel (I) – le cuentan dónde han estado este fin de semana. Escucha qué cuentan. ¿A dónde han ido? Waar zijn ze geweest?

Ángela
Rául
Isabel
Sevilla
Valencia
Bilbao
Barcelona
Galicia

Slide 39 - Sleepvraag

Leesvaardigheid

Slide 40 - Tekstslide

Bekijk en lees het recept hieronder. Geef in het Nederlands zo compleet mogelijk antwoord op de vragen. 
Gazpacho Andaluz

Esta sopa fría es famosa en España. Se come sobre todo en verano cuando hace mucho calor. Es muy fácil de preparar y sólo necesitas media hora.  
Los ingredientes:
• dos trozos pequeños de pan
• 500 gramos de tomates
• un pepino
• un pimiento verde
• cuatro dientes de ajo
• Sal
• dos cucharas de vinagre de vino blanco
• 1.25 decilitros de aceite

Slide 41 - Tekstslide

Wat is Gazpacho Andaluz precies? Beantwoord in het Nederlands

Slide 42 - Open vraag

Wanneer wordt het gerecht vooral gegeten?Beantwoord in het Nederlands

Slide 43 - Open vraag

Hoeveel lepels witte wijnazijn moet je gebruiken?
A
2
B
4
C
500
D
1.25

Slide 44 - Quizvraag

Hoeveel knoflooktenen heb je nodig?
A
2
B
4
C
5
D
1.25

Slide 45 - Quizvraag

Hoe goed heb je de stof van deze les begrepen?
A
Ik snap het helemaal
B
Ik snap het goed
C
Ik snap het een beetje
D
Ik snap het niet

Slide 46 - Quizvraag

Ik ben klaar voor de toets!
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll