Basisstof 3.3 Planten

• Biologie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Basisstof 3.3 Planten

Zaad plantenen sporen planten 

Lesplanning 

Doel

Vorige les

Instructie

Zelfstandig werken

Les afsluiten

Doel

De leerlingen kunnen aan het einde van de les in eigen woorden uitleggen wat de kenmerken zijn van een zaad plant en sporenplant. 

Vorige les

• Wat weten jullie nog van de vorige les?
• Welke soorten planten zijn er?

Een van de vier kenmerken gewervelde dieren is:

1. Ademhalen
2. Amfibieën
3. Hond
4. Zoogdieren

Welk antwoord hoort bij de
vijf groepen van de gewervelde dieren?

1. Huid
2. Amfibieën
3. Eieren
4. schubben

Welke 3 dieren leven op het land?

1. Amfibieën, vogels en vissen
2. Reptielen, vogels en vissen
3. Vogels, zoogdieren en reptielen
4. Amfibieën, reptielen en zoogdieren

Welke dieren hebben een harde schaal?

1. (Zoogdier) Vogels
2. vissen (vissen)
3. (amfibie) kikkers
4. hagedis (reptielen)

Zaad plant en een sporen plant

zadenplanten hebben bloemen en sporen planten hebben géén bloemen. 

Sporenplanten

Sporen planten hebben geen bloemen.

Sporenplanten planten zich voort door sporen.

Mossen en varens zijn voorbeelden van sporenplanten.

Sporendoosjes

Sporen ontstaan in sporendoosjes.

Ze steken op steeltjes boven de mos-plantjes.

sporendoosjes

Sporen hoopjes

Bij een varen ontstaan sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van het blad. 

sporenhoopjes

Zadenplanten

Alle zadenplanten hebben bloemen.

In de bloemen ontstaan zaden.

Met de zaden planten ze zich voort.

Voorbeelden van een zadenplant is: madeliefjes en boterbloemen.

Struiken en bomen zijn ook zadenplanten voorbeelden zijn: kersenboom, brem, gras heeft kleine witte bloemen.

Zelfstandig werken

147 t/m 151

Opdracht 1 t/m 5

Les afsluiten

Doel behaald?

wat ging er goed tijdens de les?

Wat kan er een volgende les beter?