Words Unit 4 lessons 2&3
1 / 15
Lesduur is: 20 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Translate: to be fit
A
goede conditie
B
in goede conditie
C
in goede conditie zijn
Slide 2 - Quizvraag
Translate: (ice) rink
A
speelveld
B
ijsbaan
C
schaats
D
schaatsen
Slide 3 - Quizvraag
Translate: martial arts
A
sportuitrusting
B
benodigdheden
C
belangrijke kunst
D
gevechtssport
Slide 4 - Quizvraag
Translate: glove
Slide 5 - Open vraag
Translate: application
A
sollicitatie
B
applicatie
Slide 6 - Quizvraag
Translate: employee
A
werkgever
B
medewerker
Slide 7 - Quizvraag
Translate: trial period
A
rechtzaak
B
in dienst zijn
C
ontslag nemen
D
proefperiode
Slide 8 - Quizvraag
Translate: honkbal
A
basketball
B
baseball
C
tennis
D
field hockey
Slide 9 - Quizvraag
Translate: schoppen
A
to hit
B
to kick
C
to lose
D
to catch
Slide 10 - Quizvraag
Translate: Voetbal UK
A
soccer
B
football
Slide 11 - Quizvraag
Translate: monteur
A
cashier
B
shelf stocker
C
mechanic
D
vet
Slide 12 - Quizvraag
Translate: oppas
Slide 13 - Open vraag
Translate: kapper
Slide 14 - Open vraag
Translate: verdienen
