Woorden Once upon a time lesson 1

Woorden lesson 1
thema Once Upon A Time
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Woorden lesson 1
thema Once Upon A Time

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Video

Het nieuwe thema is "Unce upon a time" en gaat over.....sprookjes. 

Welke sprookjes ken jij?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?

- nieuwe woorden leren die bij het thema Once upon a time horen
- oefenen met de woorden
Doel van vandaag : 

- Ik weet de betekenis van minimaal 10 nieuwe woorden na deze les. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

once upon a time
(wanse apon a taim)

er was eens

Fairy tales usually start with 'Once upon a time'
(Sprookjes beginnen meestal met 'Er was eens')

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

evil
(ievil)

kwaadaardig, slecht 

The Evil Queen and Snow White are two important characters
in Once Upon A Time.
(De kwaadaardige koningin en Sneeuwwitje zijn twee belangrijke karakters in Once Upon A time.)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

curse
(kurse)

vloek

This curse will last forever and nothing can break it!
(Deze vloek is voor altijd en niemand kan hem breken.)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

continue
(kontinjoe)

doorgaan

How will the story continue? What will happen next week?
(Hoe zal het verhaal doorgaan? Wat gaat er volgende week gebeuren?)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

fairy tale
(ferrie teel)

sprookje
A fairy tale is a magical story with a happy ending.
(Een sprookje is een magisch verhaal met een vrolijk einde)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

believe
(bielieve)

geloven
 I don't believe what you are saying. I think you are lying.
(Ik geloof niet wat je zegt. Ik denk dat je liegt.)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

birthday
(beursdeej)

verjaardag

What presents did you get for your birthday?
( Wat voor cadeaus heb je voor je verjaardag gekregen?)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

future
(fjoetjur)

toekomst

Will robots take over many jobs in the future?
(Zullen robots veel banen overnemen in de toekomst?)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

poisoned
(pojsunt)

vergiftigd

Snow White died after eating a poisoned apple.
(Sneeuwwitje ging dood na het eten van een vergiftigde appel.)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wedding
(wedding)

bruiloft

The prince and his bride are getting married and will have a
big wedding.
(De prins en z'n bruid gaan trouwen en hebben een grote bruiloft)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

queen
(kwien)

koningin
The king of Spain and his wife Queen Letizia visited the UK in
2017.
(De koning van Spanje en zijn vrouw koningin Letizia bezochten de UK in 2017.)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

prince
(prins)

prins

A prince is the son of a king and queen.
(Een prins is de zoon van een koning en koningin.)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

story
(stoorie)

verhaal

Will you read me a story before I go to sleep?
(Wil je een verhaal voorlezen voordat ik ga slapen?)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefen met de woorden
Je krijgt steeds een vraag over de woorden, probeer het juiste antwoord in te vullen.....
Succes!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je "er was eens" in het Engels?
A
there was sometimes
B
once upon a time
C
there was agree

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je "geloven" in het Engels?
A
faith
B
gelief
C
believe

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je "bruiloft" in het Engels?
A
husband
B
wife
C
wedding
D
marriage

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je "koningin" in het Engels?
A
king
B
queen
C
princess
D
prince

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent "poisened"?
A
vergiftigd
B
punaise
C
geloven
D
koningin

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent "birthday"?
A
geboorte
B
feest
C
verjaardag
D
dag van de vrijheid

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent "continue"?
A
geloven
B
doorgaan
C
steeds

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent "prince"?
A
prins
B
koekje
C
koning
D
prinses

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?
How will the story ..................?
What will happen next week?
A
believe
B
continue
C
wedding
D
future

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?
A ................. is a magical story with a happy ending.
A
prince
B
birthday
C
fairy tale
D
future

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?
I don't ................. what you are saying. I think you are lying.
A
birthday
B
poisoned
C
believe
D
prince

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?
Fairy tales usually start with '....................................'
A
wedding
B
queen
C
evil
D
once upon a time

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?
A .............. is the son of a king and queen.
A
princess
B
queen
C
king
D
prince

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?
Will robots take over many jobs in the ................?
A
birthday
B
future
C
fairy tale

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?
The prince and his bride are getting married and will have a
big ............
A
wedding
B
future
C
fairy tale

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?

What presents did you get for your ................?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?

This ............ (vloek) will last forever and nothing can break it!

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord moet op de puntjes staan?

How will the story ............(doorgaan) What will happen next week?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaat dit filmpje over?
A
children
B
signature
C
visit
D
murderer

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijd over? Zelfstandig oefenen
Log in bij WIRED
Oefen met de WORDS van Once Upon A Time

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd over? Zelfstandig oefenen
Log in bij WIRED
Oefen met de WORDS van Once Upon A Time

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd over? Zelfstandig oefenen
Log in bij WIRED
Oefen met de WORDS van Once Upon A Time

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel van de woorden van vandaag heb je onthouden?
geen één, veel te moeilijk
een paar, maximaal 5
zeker 10 woorden
allemaal, lekker makkelijk dit

Slide 42 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welke woorden heb je van vandaag onthouden?

Slide 43 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies