3.1 Hoe betaal je? TL

H3 De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je? 
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld! 
3.4 Nog meer bankzaken
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je? 
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld! 
3.4 Nog meer bankzaken

Slide 1 - Tekstslide

Doelen vandaag
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil
  • Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven
  • Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen
  • Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen
  • Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken

Slide 2 - Tekstslide

Vormen van ruil

  • Het ruilen van goederen tegen goederen noem je directe ruil.
  • Gebruik je geld om een product te 'ruilen', dan noem je dat indirecte ruil.

Slide 3 - Tekstslide

Functies van geld
  1. Ruilmiddel
  2. Spaarmiddel
  3. Rekenmiddel 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Chartaal geld
Contant geld: munten en bankbiljetten.

  • Tastbaar

Contant=Cash=Chartaal

Slide 6 - Tekstslide

Giraal geld 



  • Op je bankrekening
  • Niet tastbaar

Bank = Giro = Giraal

Let op! Geld op je spaarrekening telt niet mee

Slide 7 - Tekstslide

Elektronisch betalen
Welke vormen van elektronisch betalen ken jij?
  1. Betalen met je pinpas
  2. Via internet
  3. Telefoon

Slide 8 - Tekstslide

Chartaal geld

Voordelen:


Nadelen:
Giraal geld

Voordelen:


Nadelen:

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Maak opdracht 2 t/m 8 van paragraaf 3.1 Hoe betaal je?
Hoe? In je schrift, eerste 10 minuten zelfstandig stil
Hulp? Ga door naar de volgende vraag, wacht tot ik langs kom
Tijd? Ongeveer 15 minuten
Uitkomst? Bespreken we de eerst volgende les
Klaar? Ga door met opdracht 8 t/m 13

Slide 10 - Tekstslide

Je saldo
Je saldo is het bedrag dat op je bankrekening staat.
Creditsaldo: je staat in de plus, je hebt geld tegoed.
Debetsaldo: Je staat in de min, in het rood, negatief saldo.

Slide 11 - Tekstslide

Nieuw saldo berekenen
oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven
-----------------
nieuw saldo

Slide 12 - Tekstslide

Hoe zit het ook alweer?

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Maak opdracht 8 t/m 13 van paragraaf 3.1 Hoe betaal je?
Hoe? In je schrift
Hulp? Hand opsteken ajb
Tijd? Ongeveer 15 minuten
Uitkomst? Bespreken we de eerst volgende les
Klaar? Controleer je antwoorden en maak de herhalings- of plusopdrachten

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video