boek A, herhaling en oefenen vragen par 3.1 p94-97
1 / 16
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Keizer Karel de Grote en de Romeinse keizers hadden hetzelfde probleem. Het rijk was te groot om zelf te besturen en verdedigen
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Hoe loste Karel de Grote dit probleem op?
A
hij leende grond aan adel die namens hem besturen
B
hij bracht een nog groter leger op de been
C
Hij stelde ambtenaren aan die namens hem zouden besturen.
D
het lukte niet om dit probleem op te lossen
Slide 6 - Quizvraag
Wat moest een graaf of hertog in ruil voor een graafschap of hertogdom
terugdoen voor Karel?
terugdoen voor Karel?
A
een gebied besturen
B
het land verdedigen
C
klusjes doen voor Karel
D
ridders leveren
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn voorbeelden van geestelijken?
A
non
B
priester
C
monnik
D
hertog
Slide 8 - Quizvraag
Karel de Grote hielp de paus door ridders te leveren. Waarom deed Karel dat?
A
Karel beloofde de paus hulp in ruil voor het keizerschap.
B
Karel wilde zelf ook dat iedereen christelijk werd.
C
De Friezen en Saksen wilden de niet luisteren
D
De paus moest zelf Christen worden
Slide 9 - Quizvraag
De Friezen en Saksen werden graag christelijk.
A
juist
B
onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Nonnen en monniken woonden samen in een klooster.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een priester was de baas in de kerk en gaf preken.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Ridders dwongen soms mensen om christen te worden.
A
juist
B
onjuist
