Samengevat:
Je gebruikt de past simple als je het hebt over iets wat in het verleden is gebeurd (afgerond verleden, het is belangrijk wanneer het gebeurt is).
Er zijn 2 soorten werkwoorden:
- Regelmatige werkwoorden --> werkwoord + -ed --> I walked
- Onregelmatige (sterke) werkwoorden --> eigen vorm (leren!) --> I bought
Ontkennende zinnen: (zinnen met NOT)
did not/didn't + hele werkwoord --> I did not walk to school.
Vragende zinnen:
Did + persoon + hele werkwoord --> Did I walk to school?
Signaalwoorden:
Bijvoorbeeld: yesterday, last week, in 2012, two days ago, twelve years ago.