Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken, aansturen van organen en spieren
Slide 6 - Quizvraag
Het zenuwstelsel
Slide 7 - Tekstslide
Wat is de functie van het ademhalingsstelsel?
A
Voedsel fijnmaken zodat voedingsstoffen in het bloed opgenomen kunnen worden
B
Opnemen van zuurstof uit de lucht en afgeven van koolstofdioxide aan de lucht
C
Vervoeren van bloed met zuurstof en voedingsstoffen naar alle organen
D
Zorgen dat alle organen goed werken en kunnen samenwerken
Slide 8 - Quizvraag
Een robot is een programmeerbaar, automatisch werkend apparaat, dat voor verschillende taken inzetbaar is.
Een apparaat dat je niet kunt programmeren (iets nieuws kunt laten doen) is geen robot, maar gewoon een apparaat.
Wat is een robot?
Slide 9 - Tekstslide
Uit welke 5 onderdelen bestaat een robot?
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Kleine bloedsomloop = hart -> longen -> hart
Grote bloedsomloop = hart -> alle organen -> hart
Slide 12 - Tekstslide
1. In welke bloedvaten worden stoffen in het bloed opgenomen en aan organen afgegeven?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten
Slide 13 - Quizvraag
2. Door welke bloedvaten stroomt het bloed vanuit je lichaam terug naar het hart?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten
Slide 14 - Quizvraag
3. In de tekening hiernaast zie je een stukje van de bloedsomloop met de drie typen bloedvaten.
Hoe heten de bloedvaten 1, 2 en 3?
1.
2.
3.
Ader
Slagader
Haarvaten
Slide 15 - Sleepvraag
6. De weg van de grote bloedsomloop is:
A
Longen - overige organen - hart
B
Hart - overige organen - hart
C
Overige organen - longen - hart
D
Longen - hart - longen
Slide 16 - Quizvraag
Hoe heet onderdeel 6?
A
Linker boezem
B
Rechter boezem
C
Linker kamer
D
Rechter kamer
Slide 17 - Quizvraag
Hoe heet onderdeel 3?
A
Linker boezem
B
Rechter boezem
C
Linker kamer
D
Rechter kamer
Slide 18 - Quizvraag
Schakelschema
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Wat gebeurt er als de schakelaar dicht gaat?
A
Alle lampjes branden niet
B
Alle lampjes branden wel
C
Alleen de linker/rechter lamp zal branden
D
Alleen het middelste lampje brand
Slide 21 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de lampjes als het middelste lampje kapot is.
A
Alle lampjes branden niet meer
B
Ik heb geen idee....
C
De linker en rechter lamp zullen nog wel branden
D
Alleen de linker lamp zal branden
Slide 22 - Quizvraag
Het hart is te vergelijken met de batterij, de lampjes met de organen en de draden met de bloedvaten.
Slide 23 - Tekstslide
3. Een automatisch systeem heeft drie stappen. Noteer de stappen in de juiste volgorde.
1.
2.
3.
Proces
Output
Input
Slide 24 - Sleepvraag
Een blokschema geeft een schematisch overzicht van de stappen van bijvoorbeeld een automaat.
Slide 25 - Tekstslide
In de longblaasjes worden gassen uitgewisseld tussen de lucht en het bloed.
1 Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed? 2. Welk gas wordt in de longblaasjes afgegeven aan de lucht?
A
1. koolstofdioxide 2. zuurstof
B
1. zuurstof 2. koolstofdioxide
C
1 en 2 koolstofdioxide
D
1 en 2 zuurstof
Slide 26 - Quizvraag
In de afbeelding hiernaast zijn vooraanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend. Wat is de juiste stand van 1 en 2?
A
1. inademen, 2. uitademen
B
1. uitademen, 2. inademen
Slide 27 - Quizvraag
In de afbeelding hiernaast zijn zijaanzichten van de stand van de ribben, het borstbeen en het middenrif na een inademing en na een uitademing getekend. Wat is de juiste stand van 3 en 4?
A
3. uitademen, 4. inademen
B
3. inademen, 4. uitademen
Slide 28 - Quizvraag
6. Vul de onderstaande schema van de verbranding in de cellen in.
Energie
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Slide 29 - Sleepvraag
Deze drie orgaanstelsels werken samen om ervoor te zorgen dat je lichaam energie krijgt.