4 vm leesvaardigheid

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lees de tekst 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het onderwerp
van de tekst?
A
Veel geld verdienen
B
Slim zijn met goede technologie
C
Succesvolle app bouwen
D
Verkooptrucs gebruiken

Slide 3 - Quizvraag

Hoe wordt het onderwerp van
de tekst in alinea 1 ingeleid?
A
door een belangrijke vraag te stellen
B
door een deskundige over het onderwerp te introduceren
C
door een leuk, kort verhaaltje te vertellen
D
door een mening (over het onderwerp) te geven

Slide 4 - Quizvraag

Welk verband geeft het
signaalwoord 'namelijk' in
alinea 2 aan?
A
uitspraak - voorbeeld
B
conclusie
C
opsomming
D
reden

Slide 5 - Quizvraag

Welk verband geeft het
signaalwoord 'wanneer' in
alinea 2 aan?
A
conclusie
B
oorzaak - gevolg
C
chronologie
D
voorwaarde

Slide 6 - Quizvraag

Welk verband geeft het
signaalwoord 'als' in alinea
2 aan?
A
conclusie
B
oorzaak - gevolg
C
chronologie
D
voorwaarde

Slide 7 - Quizvraag

Welk verband geeft het
signaalwoord 'zo' in alinea 2
aan?
A
uitspraak - voorbeeld
B
conclusie
C
opsomming
D
chronologie

Slide 8 - Quizvraag

Welk verband geeft het
signaalwoord 'maar' in
alinea 3 aan?
A
tegenstelling
B
vergelijking
C
doel-middel
D
oorzaak-gevolg

Slide 9 - Quizvraag

Welk verband geeft het
signaalwoord 'bijvoorbeeld'
in alinea 3 aan?
A
opsomming
B
vergelijking
C
uitspraak - voorbeeld
D
oorzaak-gevolg

Slide 10 - Quizvraag

Welk verband geeft het
signaalwoord 'daardoor' in
alinea 3 aan?
A
reden
B
vergelijking
C
algemene uitspraak - voorbeeld
D
oorzaak-gevolg

Slide 11 - Quizvraag

Welk verband geeft het
signaalwoord 'meer dan' in
alinea 3 aan?
A
reden
B
vergelijking
C
algemene uitspraak - voorbeeld
D
oorzaak-gevolg

Slide 12 - Quizvraag

In alinea 4 staat een tegenstelling.
Welk signaalwoord wijst op dit verband?

Slide 13 - Open vraag

Welk tekstverband staat in deze zin?

In alinea 4 staat: 'Ze maken een groot aantal
nep-accounts die ze gebruiken om hun eigen
app aan te schaffen.'
A
algemene uitspraak - voorbeeld
B
conclusie
C
doel - middel
D
reden

Slide 14 - Quizvraag

Citeer de kernzin van
alinea 5.

Slide 15 - Open vraag

Is onderstaande zin een feit, mening
of argument?

Veel gebruikers vinden het
vervelend als een app erg ingewikkeld is.
A
mening
B
feit
C
argument

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de functie van de slotalinea
in deze tekst?
A
een advies geven
B
een conclusie trekken
C
een korte samenvatting geven
D
een toekomstverwachting noemen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het doel van de tekst?
A
amuseren
B
informeren
C
instructie geven
D
overtuigen

Slide 18 - Quizvraag

Aan het werk!

digitaal oefenen lezen (ga verder waar je bent gebleven).

Slide 19 - Tekstslide