In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De industriële samenleving
van Nederland
De Sociale Kwestie
Slide 1 - Tekstslide
Noem 1 voorbeeld waaruit blijkt dat de woonomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.
Slide 2 - Open vraag
Noem 1 voorbeeld waaruit blijkt dat de werkomstandigheden van de arbeiders vaak zeer slecht waren.
Slide 3 - Open vraag
Welke bewering over de afbeelding is juist?
A
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen waren er nog geen fabrieken die het werk van de molens overnamen.
B
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1850, want toen werd de windmolen uitgevonden en rond de steden neergezet.
C
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen begon de industrialisatie van
Nederland met het gebruik van de windmolen.
D
De bron is kenmerkend voor de tijd rond 1900, want toen stapten de fabrikanten over op goedkope en milieuvriendelijke aandrijfkracht.
Slide 4 - Quizvraag
Met welke bedoeling is deze ansichtkaart waarschijnlijk gemaakt?
A
De directie was trots op de fotografische techniek.
B
De directie was trots op de moderne fabriek.
C
De directie wilde protesteren tegen de onveilige werksituatie.
Slide 5 - Quizvraag
Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht
Slide 6 - Quizvraag
In 1999 zei een Nederlandse minister: "Ruim 300 jaar geleden had Nederland de modernste en snelst groeiende economie van de wereld. Zo was rond het jaar 1700 het inkomen 50% hoger dan bij de belangrijkste concurrent, Groot-Brittannië."
Was de situatie omstreeks 1800 nog zo?
A
Ja, Nederland was een modern land waar veel geld in de industrie werd verdiend.
B
Ja, Nederland was nog steeds het land waar de meeste mensen in fabrieken werkten.
C
Nee, de economie van Groot-Brittannië was moderner geworden dan de Nederlandse.
D
Nee, Groot-Brittannië en Nederland waren allebei een moderne industriële samenleving.
Slide 7 - Quizvraag
Een uitspraak:
In Twente werden weefscholen opgericht zodat de huiswevers sneller konden werken.
Hoort deze uitspraak bij de periode vóór of na de Industriële Revolutie?
A
Voor
B
Na
Slide 8 - Quizvraag
Een uitspraak:
In Twentse steden werden grote wijken gebouwd met eenvoudige huizen voor de textielarbeiders.
Hoort deze uitspraak bij de periode vóór of na de Industriële Revolutie?
A
Voor
B
Na
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
De industriële samenleving
van Nederland
De Sociale Kwestie
Slide 19 - Tekstslide
Wat is de Sociale Kwestie? (1)
Een kwestie is een probleem
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar.
Eind 19e eeuw.
Vooral in de steden.
Slide 20 - Tekstslide
Wat is de Sociale Kwestie? (2)
‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’
Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen
Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht
Slide 21 - Tekstslide
Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)
Slide 22 - Tekstslide
Wie helpt de arbeiders? (1)
Sommige fabrikanten gaven de arbeiders wél wat extra's (soms ook uit eigen belang: een fittere arbeider werkt harder...)
Arbeiders gaan staken: dit werkt alleen als iedereen gaat staken, en dat was moeilijk vol te houden
Arbeiders gaan samenwerken in vakbonden.
Slide 23 - Tekstslide
Wie helpt de arbeiders? (2)
Nederland kent drie grote politieke groepen: socialisten (links), confessionelen (midden) en liberalen (rechts)
Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen
Slide 24 - Tekstslide
Vorige les(sen)
Je hebt geleerd wat de woon- en werkomstandigheden van deze arbeiders waren
Je hebt geleerd wat de Sociale Kwestie is
Slide 25 - Tekstslide
Liberalen
Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid
Economie helemaal vrij laten
Sociale wetten kosten teveel geld
Rechts in de politiek
Slide 26 - Tekstslide
Confessionelen
Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)
Ongelijkheid omdat God het zo wil
Goede christenen helpen elkaar
Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen
Slide 27 - Tekstslide
Socialisten
Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen
Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)
Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)
Links in de politiek
Slide 28 - Tekstslide
Woningwet 1901
Deze wet trad in werking in 1902. Het doel was om bouw en bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te stimuleren/bevorderen.
Slide 29 - Tekstslide
Langzaam verbetering
Eerste sociale wetten vanaf 1874: Kinderwetje van Van Houten
Leerplichtwet (1900), Woningwet (1901)
1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen
1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen
Slide 30 - Tekstslide
Vóór de Woningwet...
...na de Woningwet
Slide 31 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 32 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen