V6 meesterproef leesvaardigheid

Meesterproef Frans 2024
vwo 6
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Meesterproef Frans 2024
vwo 6

Slide 1 - Tekstslide

chaque cours toujours
examenvoca geleerd en examenteksten gemaakt
zelf nakijken en vragen noteren in je schrift
opgezochte woorden noteren in je schrift
in de tekst aangeven waar het antwoord staat
schrift en woordenboeken mee naar de les

Slide 2 - Tekstslide

2p Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de tekst: 
1 Les ingrédients de base sont pareils pour tous les macarons.
2 La forme du macaron diffère de région en région.
3 Le macaron dit « parisien » attire fortement par ses couleurs vives.
4 Un pâtissier vient de produire des macarons qui ont l’air de bijoux.
Noteer het nummer van elke bewering, gevolgd door ‘wel’ of ‘niet’.

Slide 3 - Tekstslide

Tekst 1 Macarons
L’une des pâtisseries françaises les plus célèbres, c’est le macaron. C’est un gâteau sec à base de pâte d’amandes, de blanc d’œuf et de sucre. Un macaron est croquant et fondant, et il a un cœur délicieusement tendre.
On fabrique des macarons un peu partout en France. Pour faire des macarons, les ingrédients principaux restent toujours les mêmes. Mais il est plus délicat de dire à quoi il ressemble. 
Chaque région a sa particularité. Par exemple, à Amiens, c’est une petite galette épaisse ; le macaron de Montmorillon, dans le sud-ouest, ressemble à une petite quiche ; dans le Pays basque, il est rond et lisse…  
Le macaron dit « parisien » est le plus surprenant : il est composé de deux coques bombées entre lesquelles est fourrée une « ganache ». Il a l’air très chic, mais c’est surtout sa couleur éclatante qui est fascinante : vert pistache, chocolat, jaune citron, rouge cerise et bien d’autres… 
Les macarons sont très populaires aujourd’hui, ils ont leur fête le 20 mars, jour du printemps, et un bijoutier parisien s’est même inspiré de ces délicieuses délicatesses pour créer une collection de bijoux

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Traduis les connecteurs
ook
ten eerste
inderdaad
ongetwijfeld
zelfs
dus
aussi
d'abord
en effet
sans aucun doute
même
donc

Slide 6 - Sleepvraag

Welke woorden zijn signaalwoorden van tijd (meerdere antwoorden mogelijk)?
A
parce que
B
toutefois
C
d'abord
D
puis

Slide 7 - Quizvraag

Welke 2 signaalwoorden geven een tegenstelling aan?
A
cependant, par contre
B
enfin, en général
C
avant de, après
D
tout de suite, pendant que

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent het signaalwoord in deze zin?
Bref, ce n'était pas une bonne idée.
A
dus
B
kortom
C
misschien
D
vooral

Slide 9 - Quizvraag

Cherche le connecteur:
"Grâce à ma tante j’ai pu acheter une voiture" et donne la traduction

Slide 10 - Open vraag

Vertaal het signaalwoord in deze zin:
Ils sont riches et pourtant ils ne veulent pas payer.

Slide 11 - Open vraag

Wat volgt er na al deze signaalwoorden?
AINSI - ENTRE AUTRES

Slide 12 - Open vraag

Vraagwoorden:
pourquoi
qui
comment
quand
combien
quel
qu'est-ce que
wie
waarom
hoe
waar
wat
wanneer
wie/welke
hoeveel

Slide 13 - Sleepvraag

niet/geen
nooit
niet meer
nog niet
niets
niemand
helemaal niet
geen ... enkel
ne ... rien
ne ... pas encore
ne ... pas
ne ... jamais
ne ... plus
ne... personne
ne ..... pas du tout
ne ..... aucun

Slide 14 - Sleepvraag

vertaal : mal élevé
A
slecht gestart
B
slechte leerling
C
slecht opgevoed
D
slechte lift

Slide 15 - Quizvraag

vertaal : faire appel à

Slide 16 - Open vraag

vertaal : porter plainte
A
een plan dragen
B
een klacht indienen
C
zorg dragen voor
D
advies geven

Slide 17 - Quizvraag

ne ... que
A
niet
B
nooit
C
nauwelijks
D
slechts

Slide 18 - Quizvraag

ne ... guère
A
alleen maar
B
geen enkel
C
nauwelijks
D
niet helemaal

Slide 19 - Quizvraag

améliorer

Slide 20 - Open vraag

s'améliorer

Slide 21 - Open vraag

à peine

Slide 22 - Open vraag

convaincre

Slide 23 - Open vraag

les devoirs
leren examenvocabulaire chapitre 1 à 3
maken examenteksten 2 et 3

Slide 24 - Tekstslide