In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
hoofdstuk 8 klas 4
Slide 1 - Tekstslide
Ontwikkelingshulp waarbij bepaald is waar het geld aan uitgegeven moet worden noemen we...
A
Gebonden hulp
B
Ongebonden hulp
Slide 2 - Quizvraag
Hoe werken buffervoorraden?
A
Door het aanbod
te beïnvloeden
B
Door de vraag
te beïnvloeden
C
Door het aanbod én de vraag te beïnvloeden
Slide 3 - Quizvraag
Nederland verplicht Zimbabwe wel om de grondstoffen voor de bouw van de scholen bij een Nederlandse groothandel te bestellen. We noemen deze vorm van hulp...
A
Gebonden hulp
B
Ongebonden hulp
Slide 4 - Quizvraag
Ongebonden hulp wil zeggen dat er geen voorwaarden gesteld zijn.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Buffervoorraden zijn er om
A
prijsschommelingen tegen te gaan
B
de ruilvoet te verbeteren
C
het nationaal inkomen te verhogen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is gebonden hulp
A
hulp waar je nooit meer vanaf komt
B
hulp waar je niets aan hebt
C
hulp waar je niets voor hoeft te doen
D
hulp biedend land stelt voorwaarden aan de hulp
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de functie van een buffervoorraad?
A
Een extra voorraad voor dagelijks gebruik.
B
Een extra voorraad ter overbrugging van onvoorziene gebeurtenissen.
C
Een extra voorraad voor seizoensgebonden verkoop.
D
Een extra voorraad voor langdurige opslag.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van gebonden hulp?
A
Huizen bouwen
B
Voedsel droppen
C
Geld geven om machines voor te kopen
D
Medicijnen geven
Slide 9 - Quizvraag
Is de bouw van een ziekenhuis noodhulp of structurele hulp?
A
noodhulp
B
structurele hulp
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen noodhulp en structurele hulp?
A
noodhulp is voor nood, structurele hulp is voor structuur
B
noodhulp is op korte termijn, structurele hulp is op lange termijn
C
noodhulp is op lange termijn, structurele hulp is op korte termijn
D
geen idee
Slide 11 - Quizvraag
Noodhulp of structurele hulp?
A
Noodhulp
B
Structurele hulp
Slide 12 - Quizvraag
Waarom sluiten landen grondstoffenovereenkomsten?
A
Om geen tekorten te krijgen.
B
Om de vraag te beïnvloeden.
C
Om kartelvorming te bevorderen.
D
Om de prijs stabiel te houden.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is microkrediet?
A
Kleine geldbedragen geven aan ontwikkelingshulp
B
Kleine leningen voor kleine bedrijven
C
Kleine bedrijven opzetten in ontwikkelingslanden
D
Kleine bedrijven opkopen door multinationals
Slide 14 - Quizvraag
Wat is een monocultuur?
A
Het verbouwen van meerdere gewassen op een groot oppervlak.
B
Het verbouwen van een gewas op verschillende oppervlakten.
C
Het verbouwen van een gewas op een groot oppervlak.