1. Ik kan de 3 soorten zenuwcellen benoemen en aanwijzen
2. Ik kan benoemen waar de 3 soorten zenuwcellen zich bevinden
3. Ik kan uitleggen in welke richting de impulsen van de gevoelszenuwcel lopen
4. Ik kan uitleggen in welke richting de impulsen van de schakelzenuwcel lopen
5. Ik kan uitleggen in welke richting de impulsen van de bewegingszenuwcel lopen
6. Ik kan vertellen uit welke 2 zenuwcellen de gemengde zenuwen bestaan
7. Ik kan de gemengde zenuwen aanwijzen