meervoud

Heb je zin in de les?
😒🙁😐🙂😃
1 / 34
volgende
Slide 1: Poll
NederlandsBasisschoolPraktijkonderwijsGroep 6Leerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heb je zin in de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Hele werkwoord is WERKEN.
Voltooide tijd is
A
gewerkt
B
gewerkd

Slide 2 - Quizvraag

Hele werkwoord is REIZEN. Voltooide tijd is:
A
gereist
B
gereisd

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

doel van deze les
A2): Ik kan meervoud maken met - en en -es (2.12) en uitzonderingen. (2.13)
(MEERVOUD = niet 1, maar 2 of meer )
B1: 3.1): Ik kan ook meervoud maken met 's en ik ken nog meer uitzonderingen.

Slide 5 - Tekstslide

eerst een paar vragen.....
wat weet je al?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het meervoud van plant?
1 plant, 2.........
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van tijd?
1 tijd, 2 ........
A
tijdens
B
tijds
C
tijds
D
tijden

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van boek?
1 boek, 2.........
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt

Slide 9 - Quizvraag

de eerste regel:
Meestal komt er: - en achter het woord als je meervoud maakt.
Dat is simpel!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen/ roos - rozen/ bos - bossen/ golf - golven!!!

Slide 10 - Tekstslide

regel 1:Dus: boeken, tijden, planten.....
Wat is dus de regel voor meervoud?

Slide 11 - Open vraag

de tweede regel....
weer eerst een paar vragen:

Slide 12 - Tekstslide

meervoud van jongen?

Slide 13 - Open vraag

meervoud van meisje?

Slide 14 - Open vraag

meervoud van vinger?

Slide 15 - Open vraag

meervoud van vakantie?

Slide 16 - Open vraag

meervoud van tafel?

Slide 17 - Open vraag

de tweede regel:
Na  - je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om meervoud te maken

Slide 18 - Tekstslide

meervoud op -s
meervoud op -en
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
gang
kamer
bed
zaal
kleed
brief
jongen

Slide 19 - Sleepvraag

meervoud van ei, koe, stad

Slide 20 - Woordweb

meervoud van dag, glas, weg

Slide 21 - Woordweb

meervoud van : kind, gat, glas

Slide 22 - Woordweb

Ik het meisje gesproken.
Ik heb de meisjes gesproken.
Wat is het lidwoord bij meervoud?

Slide 23 - Open vraag

Onthouden:
Meervoud:
1) Meestal   - en achter het woord 
2) Na -e, -el, -er, -en op -s
en 3)  de onregelmatige leer je uit je hoofd.
Je moet ook letten op de spelling!
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS 'HET'

Slide 24 - Tekstslide

De derde manier

Slide 25 - Tekstslide

meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 26 - Quizvraag

meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 27 - Quizvraag

meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen

Slide 28 - Quizvraag

De derde regel: 
Een 's komt na:
-a
-o
-u
-i
-y

Slide 29 - Tekstslide

dus eigenlijk na alle klinkers
behalve de -e
want die zit al bij regel 2....

Slide 30 - Tekstslide

Tekst
een -'s komt na woorden met aan het einde........(welke letters?)

Slide 31 - Woordweb

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 32 - Sleepvraag

dus?

Slide 33 - Tekstslide

meervoud maak je 
     1) - en achter het woord
2) -s achter het woord
3) 's achter het woord
4) Uitzonderingen (blz 91)
HET LIDWOORD BIJ MEERVOUD IS 'HET'

Slide 34 - Tekstslide