hoofdstuk 7.3 van pijlenketting naar formule

hoofdstuk 7 zelfstandig aan het werk met 7.3 en 7.4
In deze LessonUp kan je zelfstandig oefenen voor hoofdstuk 7.3 en 7.4. 
1. Herhaling  7.1 en 7.2  
2. Uitleg over 7.3 
3. zelfstandig opdrachten maken in je schrift
4. controlevragen
5. uitleg 7.4
6. zelfstandig opdrachten maken in je schrift
7. samenvatting 
8. eventuele uitdagende opdrachten.

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

hoofdstuk 7 zelfstandig aan het werk met 7.3 en 7.4
In deze LessonUp kan je zelfstandig oefenen voor hoofdstuk 7.3 en 7.4. 
1. Herhaling  7.1 en 7.2  
2. Uitleg over 7.3 
3. zelfstandig opdrachten maken in je schrift
4. controlevragen
5. uitleg 7.4
6. zelfstandig opdrachten maken in je schrift
7. samenvatting 
8. eventuele uitdagende opdrachten.

Slide 1 - Tekstslide

wat weten we al
Een regel in woorden beschrijft hoe je iets kunt berekenen. Dit kun je korter schrijven door een pijlenketting.

Bij IN-getal staat het getal dat je invoert.
Bij UIT-getal komt de uitkomst.


Slide 2 - Tekstslide

voorbeeld pijlenketting
Regel in woorden: 
Het aantal uren keer 4,50 plus 5 zijn je verdiensten.
Pijlenketting:
IN-getal                                                                   UIT-getal
aantal uren       x 4,50     >   ......    + 5    >   verdiensten

Slide 3 - Tekstslide

hoeveel euro verdien je als je 3 uur hebt gewerkt?

A
28,50 Euro
B
18,50 Euro
C
13,50 Euro
D
9,50 Euro

Slide 4 - Quizvraag

zelf een pijlenketting maken
op de volgende slide maak je zelf een pijlenketting van een situatie.
stap 1: maak een regel bij de situatie
stap 2: maak een pijlenketting bij de regel

Slide 5 - Tekstslide

Remon spaart voor een tablet. Hij heeft al 175 euro gespaard op zijn spaarrekening. Elke maand stort hij 5,50 euro erbij. Welke regel hoort hierbij?
A
aantal maanden keer 175 plus 5,50 is bedrag op spaarrekening
B
aantal maanden keer 5,50 plus 175 is bedrag op spaarrekening
C
aantal maanden keer 5,50 is bedrag op spaarrekening
D
bedrag keer 5,50 plus 175 is aantal maanden

Slide 6 - Quizvraag

Remon spaart voor een tablet. Hij heeft al 175 euro gespaard op zijn spaarrekening. Elke maand stort hij 5,50 euro erbij. Welke pijlenketting hoort hierbij?
A

Slide 7 - Quizvraag

hoeveel heeft Remon op zijn spaarrekening na 1 jaar?
schrijf de berekening op.

Slide 8 - Open vraag

woordformule maken
In de vorige les heb je geleerd om een pijlenketting te maken. Deze les leer je om van een pijlenketting een formule te maken.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Opdrachten maken uit het boek
maak nu opdracht: 16 t/m 22 van 7.3 uit het boek 
Ben je klaar? 
ga dan verder naar de volgende slide.

Slide 11 - Tekstslide

Samenvatting 7.3

in het vorige hoofdstuk heb je geleerd om van een pijlenketting een formule te maken.

stappenplan:
1. bereken een aantal voorbeelden
2. schrijf de regel in woorden op en maak een pijlenketting
3. schrijf de formule op

Slide 12 - Tekstslide

schrijf bij de pijlenketting de bijbehorende formule op:

Slide 13 - Open vraag

De baas van de klusbus berekent voor één uur werken 37,50 euro. Daarnaast berekent hij 20,00 euro aan voorrijkosten. Wat zijn de verdiensten als hij 4 uur werkt?
schrijf ook de berekening op

Slide 14 - Open vraag

De baas van de klusbus berekent voor één uur werken 37,50 euro. Daarnaast berekent hij 20,00 euro aan voorrijkosten. Maak een woordformule

Slide 15 - Open vraag

Maak bij het taxitarief een woordformule. Maak gebruik van de woorden 'aantal kilometers' en 'kosten'.

Slide 16 - Open vraag

7.4 rekenen met formules
Je leert rekenen met formules. 
Je leert een tabel maken bij een formule.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

rekenen met formules
Hoe reken je in een formule:
1. vul het IN-getal in.
2. Bereken het UIT-getal met de formule
3. Schrijf je antwoord op.

Slide 19 - Tekstslide

voorbeeld
Masha bestelt haar broeken in een webshop. De broeken kosten 35 euro per stuk en voor de verzendkosten betaald ze 4,50 euro.

deze regel kunnen we schrijven in de volgende formule:
IN-getal                                              UIT-getal
aantal broeken x 35,00 + 4,50 = kosten

Slide 20 - Tekstslide

voorbeeld
Masha besteld 3 broeken, hoeveel moet ze betalen?
formule:
IN-getal                                              UIT-getal
aantal broeken x 35,00 + 4,50 = kosten
                             3 x 35,00 + 4,50 = 
                                  105,00 + 4,50 = 109,50
De kosten zijn 15,00 euro.


Slide 21 - Tekstslide

van formule naar tabel
Bij een formule kun je ook een tabel maken. De getallen die je invult (IN-getal) in de formule zet je in de bovenste rij van de tabel, de uitkomsten (UIT-getal) zet je in de onderste rij van de tabel.

Slide 22 - Tekstslide

voorbeeld
Een waterton wordt gevuld met water, de waterhoogte in cm kun je berekenen met de formule

IN-getal              UIT-getal
tijd x 10 + 20 = waterhoogte  (hierbij is tijd in minuten)


Slide 23 - Tekstslide

voorbeeld
hoeveel water staat er in de ton na 1 minuut?
IN-getal             UIT-getal
tijd x 10 + 20 = waterhoogte (hierbij is tijd in minuten)
     1 x 10 + 20 =
           10 + 20 = 30
na 1 minuut staat er 30 cm water in de ton.

Slide 24 - Tekstslide

voorbeeld
IN-getal             UIT-getal
tijd x 10 + 20 = waterhoogte (hierbij is tijd in minuten)
Maak een tabel en vul deze in: vul  telkens het aantal minuten (IN-getal) in en maak de berekening. Schrijf telkens het antwoord (UIT-getal) in de onderste regel: 

Slide 25 - Tekstslide

Opdrachten maken uit het boek
maak nu opdracht: 23 t/m 30 van 7.4 uit het boek 
Ben je klaar? 
ga dan verder naar de volgende slide.

Slide 26 - Tekstslide

samenvatting
Je kunt nu van een pijlenketting een woordformule maken.
Je kunt nu rekenen met een woordformule.
Je kunt nu bij een woordformule een tabel maken.

Slide 27 - Tekstslide

Uitdagende opdrachten
Op de volgende slides staan nog een aantal uitdagende opdrachten. Ik wil jullie uitdagen om deze opdrachten te maken zodat ik zie dat je de stof goed begrijpt.

Slide 28 - Tekstslide

De entree voor een filmavond van de school kost 2,50 euro per persoon. Hoeveel leerlingen zijn er gekomen als de opbrengst 312,50 euro is? maak de berekening op een blaadje en maak een foto van je berekening met antwoord.

Slide 29 - Open vraag

Voor deze filmavond waarbij de leerlingen 2,50 euro entree per persoon betalen zijn de kosten voor de school 75,00 euro voor het huren van de apparatuur. Schrijf de formule die je hiervoor nodig hebt op een blaadje en maak er een foto van.

Slide 30 - Open vraag

In Amerika rekenen ze met graden Fahrenheit in plaats van graden Celsius. Om deze temperatuur om te rekenen maak je gebruik van de volgende formule: graden Celsius x 1,8 + 32 = graden Fahrenheit. Hoeveel graden Celsius is het in Amerika als de thermometer 80 graden Fahrenheit meet? Schrijf je berekening op en maak er een foto van.

Slide 31 - Open vraag

graden Celsius x 1,8 + 32 = graden Fahrenheit.
Kan jij de formule opschrijven om graden Fahrenheit om te rekenen in graden Celsius? Schrijf de formule op en maak er een foto van. (deze vraag is lastig)

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide