Je mag geen hulpmiddelen gebruiken tijdens de toets.
De toets bestaat uit 50 meerkeuzevragen.
Je krijgt een cijfer --> minimaal een 6
Voorbereiding: e-learnings en lessen kraamzorg
Bevruchting en Zwangerschap: 20 vragen
Prenatale zorg en zwanger zijn: 10 vragen
De Normale Bevalling: 20 vragen
Slide 22 - Tekstslide
In de eierstokken vinden twee belangrijke processen plaats. Wat is een van de functies van de eierstokken?
A
De productie van geslachtshormonen
B
Het transport van eicellen en zaadcellen
C
Bescherming van de foetus
D
Een barrière vormen voor bacteriën van buitenaf
Slide 23 - Quizvraag
Welk hormoon zorgt voornamelijk voor de secundaire geslachtsveranderingen bij vrouwen?
A
Testosteron
B
Progesteron
C
Oestrogeen
D
Androgenen
Slide 24 - Quizvraag
Wat is de hoofdfunctie van de eileiders?
A
Vormen van een kanaal tussen baarmoeder en vulva
B
Transport van eicellen en zaadcellen
C
Bescherming van het ongeboren kind
D
Barrière vormen voor bacteriën van buitenaf
Slide 25 - Quizvraag
Na de geboorte worden er bij de vrouw ....... nieuwe eicellen geproduceerd
A
wel
B
geen
Slide 26 - Quizvraag
De zaadballen bevinden zich buiten de romp, in de balzak. Waarom bevinden de zaadballen zich buiten de romp?
A
Vanwege plaatsgebrek in de buik
B
Voor een optimale temperatuur
C
Vanwege de zuurgraad in het lichaam
D
Voor de productie van zaadvocht
Slide 27 - Quizvraag
Zaadcellen zijn opgebouwd uit een kop, een tussenstuk en een staart. In ..... bevindt zich onder andere het genetisch materiaal
A
De kop
B
Het tussenstuk
C
De staart
D
Alle bovenstaande
Slide 28 - Quizvraag
De menstruatiecyclus bereidt het lichaam voor op een mogelijke zwangerschap. Een cyclus duurt gewoonlijk ongeveer ... dagen
A
8
B
12
C
28
D
56
Slide 29 - Quizvraag
De kraamverzorgende begeleidt de moeder (en partner) tijdens de eerste week na de bevalling. Ook observeert hij/zij de gezondheid van het pasgeboren kind.
Wat doet de kraamverzorgende tijdens de (thuis)bevalling?
A
Assisteert de verloskundige
B
Begeleidt de bevalling
C
Nog niets, die komt pas na de bevalling
Slide 30 - Quizvraag
Uit hoeveel trimesters bestaat de zwangerschap?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 31 - Quizvraag
Het onderscheid in prematuur, a terme en serotien wordt doorgaans bepaald aan de hand van het aantal weken zwangerschap tot aan de geboorte.
Hoeveel weken zwangerschap is de a terme periode?
A
37 t/m 41 weken
B
37 t/m 42 weken
C
39 t/m 41 weken
D
39 t/m 42 weken
Slide 32 - Quizvraag
De bevalling begint met een proces dat ontsluiting wordt genoemd. Welk deel van het baringskanaal moet worden ontsloten om een baring mogelijk te maken?
A
Vagina
B
Baarmoedermond
C
Botten van het bekken
D
Bekkenbodemspieren
Slide 33 - Quizvraag
Welk lichaamsdeel wordt tijdens de meeste bevallingen als eerste geboren?
A
Hoofd
B
Billen
C
Voetjes
D
Handjes
Slide 34 - Quizvraag
Wat wordt er geboren tijdens de nageboorte?
A
Placenta
B
Baarmoeder
C
Baarmoederhals
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 35 - Quizvraag
Hoe heet de draai om de lengteas die het kindje tijdens een normale bevalling maakt?