In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
arm en rijk? waar kijk je naar als je landen met elkaar vergelijkt?
A
naar het bruto binnenlands product
B
naar de werkgelegenheid per stad
C
naar de hoeveelheid mensen die in het land wonen
D
naar het geloof dat het meest voorkomt
Slide 2 - Quizvraag
Levensverwachting zegt iets over of een land arm of rijk is?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Wat leidt tot grote verschillen in welvaart en welzijn?
A
Minderheden met een eigen etniciteit
B
Arme en rijke mensen
C
Het verschil tussen hoog-en laagopgeleiden
D
Russen die in een ander land wonen
Slide 4 - Quizvraag
Welke uitspraken zijn juist? 1. In arme landen is het bbp per hoofd lager dan in rijke landen. 2. In arme landen is de levensverwachting hoger dan in rijke landen. 3. In arme landen werken meer mensen in de diensten dan in rijke landen.
A
1 is juist
B
1 en 2 zijn juist
C
1 en 3 zijn juist
D
1, 2 en 3 zijn juist
Slide 5 - Quizvraag
Leg uit, wat is alfabetiseringsgraad?
Slide 6 - Open vraag
Er worden drie uitspraken gedaan over landelijke en stedelijke gebieden in Nederland. Geef bij elke uitspraak aan of deze juist of onjuist is. I. In landelijke gebieden ver van de stad wonen meer mensen van buitenlandse afkomst dan in gebieden dicht bij de stad.
II. In landelijke gebieden is het voorzieningenniveau hoger dan in stedelijke gebieden.
III. Winkelcentra aan de rand van de stad ontstaan doordat het stadscentrum met de auto moeilijk bereikbaar is.
A
I. Onjuist, II. Onjuist, III. Onjuist
B
I. Juist, II. Onjuist, III. Juist
C
I. Onjuist, II. Onjuist, III. Juist
D
I. Onjuist, II. Juist, III. Juist
Slide 7 - Quizvraag
Wat wordt met "zuigelingensterfte" bedoeld?
Slide 8 - Open vraag
Kenmerken van bevolking
Inkomen en opleidingsniveau
Bebouwingsdichtheid
Verdeling van de beroepsbevolking
Werkgelegenheid / werkloosheid
Verhouding huur,- en koopwoningen
Leeftijdsopbouw
Slide 9 - Sleepvraag
Bedenk 10 woorden als je denkt aan arm en rijk
Arm en rijk
Slide 10 - Woordweb
Leg het begrip "exportsubsidies" uit
Slide 11 - Open vraag
In een stedelijk gebied........
A
is de bebouwingsdichtheid hoog en is er veel open ruimte
B
bebouwingsdichtheid laag en is er veel open ruimte
C
bebouwingsdichtheid hoog en is er weinig open ruimte
D
bebouwingsdichtheid laag en is er weinig open ruimte
Slide 12 - Quizvraag
Opleidingsniveau is een bewonerskenmerk. Vaak is hier nog een ander kenmerk aan verbonden, welk kenmerk?
A
De gezinssamenstelling
B
Het werk van mensen
C
De leeftijd van mensen
D
De afkomst van mensen
Slide 13 - Quizvraag
Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen
Slide 14 - Quizvraag
Ontgroening is:
A
afname aandeel jonge mensen in de bevolking
B
afname aandeel oude mensen in de bevolking
C
toename aandeel migranten in de bevolking
Slide 15 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van een welvaartziekte? (1 punt)
timer
0:20
A
Diabetes
B
Hart- en vaatziekten
C
Obesitas
D
Depressie
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekenen exportsubsidies voor de prijs van een product?
A
wordt lager
B
blijft hetzelfde
C
wordt hoger
Slide 17 - Quizvraag
Nigeria behoort tot:
A
Periferie
B
Semi-periferie
C
Centrum
Slide 18 - Quizvraag
Geef 2 redenen waarom Nigeria arm is.
Slide 19 - Open vraag
Armoede-gerelateerde ziekten
Omgeving-gerelateerde ziekten
tropische ziekten
Malaria/ebola
cholera/ infecties
door te weinig geld
ziekten door verontreiniging van milieu
Slide 20 - Sleepvraag
Geef minimaal 1 voorbeeld van een externe factor op het gebied van voedsel waarom Nigeria arm is.
Slide 21 - Open vraag
Geef voorbeelden van een interne factor op het gebied van gezondheidszorg waarom Nigeria arm is.