Quiz Nederlands
1 / 12
Lesduur is: 150 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Wat is de persoonsvorm?
Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 2 - Quizvraag
Bij een argument zijn meningen en feiten hetzelfde
A
Waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
Bij welke doelgroep horen deze lesgeeftips?
- Houd rekening met de negatieve lichaamsbeleving
- Geef inspraak (zoek de ‘gulden middenweg’)
- Geef gelegenheid voor experimenteren en een eigen mening
- Geef argumenten voor je beslissingen
- Houd rekening met de negatieve lichaamsbeleving
- Geef inspraak (zoek de ‘gulden middenweg’)
- Geef gelegenheid voor experimenteren en een eigen mening
- Geef argumenten voor je beslissingen
A
Peuter
B
Kleuter
C
Jonge schoolkind
D
Puber
Slide 4 - Quizvraag
Welke hoort niet bij de leesmotor
A
beter lezen
B
voorkennis
C
meer lezen
D
scannend lezen
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het uiteindelijke doel van de leesmotor
A
Woordkennis vergroten
B
Beter kunnen lezen
C
Beter worden in bijna alle vakken
D
Er is geen doel
Slide 6 - Quizvraag
Wat is het tekstgeraamte?
A
buitenkant van de tekst
B
inhoud van de tekst
Slide 7 - Quizvraag
Wat zit er in het tekstgeraamte?
A
Titel
Onderwerp
Hoofdgedachte
B
Titel
Afbeeldingen
Tussenkopjes
C
Titel
Bladzijdenummer
Witranden
D
Titel
De kern van de tekst
Middenstuk van alinea's
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn leesstrategieën?
timer
0:20
A
dat waar de tekst over gaat
B
de opbouw van een tekst
C
de verschillende soorten teksten die er bestaan
D
de verschillende manieren van lezen
Slide 9 - Quizvraag
Wat moet je lezen
bij oriënterend lezen?
bij oriënterend lezen?
A
De hele tekst doorlezen
B
Het slot van de tekst lezen
C
Het eerste stukje (inleiding) lezen
D
De titel lezen
Slide 10 - Quizvraag
Moet je de hele tekst lezen bij zoekend lezen?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
D
Misschien
Slide 11 - Quizvraag
Na verkennend lezen ga je globaal lezen. Wat betekent globaal lezen?
