In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Dienstverlening en zorg
Textiel les 3
Slide 1 - Tekstslide
Terugblikken
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Wasmachine
Bij het sorteren van het wasgoed heb je gekeken naar de etiketten. Je hebt de was gesorteerd op kleur, materiaal en tempratuur.
Op een wasmachine zitten verschillende wasprogramma's.
Iedere soort stof heeft een ander wasprogramma nodig.
Slide 8 - Tekstslide
Voor het wassen volg je de volgende stappen:
Vul de wasmachine met de gesorteerde kledingstukken. Stop de wasmachine niet te vol.
Kies het juiste wasmiddel.
Doe het wasmiddel in het wasmiddelbakje of gebruik hiervoor een wasbol.
Kies het juiste wasprogramma
Sluit de deur en zet de wasmachine aan.
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Op iedere wasmachine staan andere wasprogramma's. Sla je boek open op blz. 138 om te lezen welke algemene wasprogramma's er zijn.
Slide 11 - Tekstslide
Wat houd II of 2 in op je wasbakje?
Slide 12 - Open vraag
Drogen
Als het wasprogramma klaar is, haal je het wasgoed zo snel mogelijk uit de wasmachine.
Je legt de was in een schone wasmand.
Wanneer je de was te lang in de wasmachine laat zitten, gaat de was stinken of schimmelen.
Je kunt het wasgoed drogen in een droogtrommel, ophangen of liggen laten drogen.
Slide 13 - Tekstslide
Hoe wordt het was gedroogd bij jullie thuis?
Slide 14 - Open vraag
Drogen in de droogtrommel
Voor het drogen van wasgoed in de droogtrommel volg je de volgende stappen:
Draai de knop van de wasmachine op de 0-stand
Haal de natte was uit de wasmachine, stop de was in een schone wasmand
Bekijk de etiketten van de kledingstukken
Stop de kleding in de wasdroger
Controleer de pluizenfilter en eventueel het waterreservoir.
Stel de wasdroger in op het juiste programma
Slide 15 - Tekstslide
Op iedere droogtrommel staan verschillende programma's. Sla je boek open op blz. 141, om te lezen welke algemene programma's er zijn.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Liggend drogen
Kledingstukken die snel vervormen moet je liggend drogen.
Een wollen trui is een voorbeeld van een kledingstuk dat je liggend moet laten drogen
Als je een wollen trui ophangt, kan de trui erg uitrekken.
Op het etiket vind je een tekst of een symbool dat aangeeft of je het kledingstuk liggend moet laten drogen.
Slide 18 - Tekstslide
Strijken
Na het drogen van het wasgoed kun het strijken.
Niet alle textielmaterialen strijk je.
Door te strijken worden vouwen en kreukels in textiel verwijderd.
Het textiel wordt glad.
Slide 19 - Tekstslide
Daarnaast strijk je ook omdat;
Je het textielproduct de juiste vorm wilt geven
Je het wasgoed netter kunt opvouwen en in de kast kunt leggen
Je bacteriën doodt door de hoge tempraturen. Strijken is dus goed voor de hygiëne
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Wat doe je na het drogen of strijken?
Slide 22 - Open vraag
Opvouwen en opbergen
Na het drogen of strijken van het wasgoed, vouw je het wasgoed op. Let er wel bij het vouwen op dat je de verschillende producten op dezelfde manier vouwt.
Je krijgt zo nette stapels in je kast
Slide 23 - Tekstslide
Tijdens je werk of stage overleg je met de zorgvrager of je leidinggevende hoe en waar je de was op moet bergen. Bij het opbergen van de was let je er op dat de was goed droog is. Anders kan de was schimmelen.
Slide 24 - Tekstslide
Wat is ergonomisch werken?
Slide 25 - Open vraag
Ergonomisch werken
Tijdens het verzorgen van textiel let je op een ergonomisch houding. Je let hierbij op het volgende;
Zet de wasmand op werkhoogte
Als de wasmand op de grond staat, ga je op één knie zitten
Stel de strijkplank op de juiste hoogte in
Werk met een rechte rug
Berg kleding niet te hoog op of gebruik een trapje