Les 3_P1 Hola!-Ser , pronombres

• Spaans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

¡Bienvenidos a tu clase de español!

3

Hoy es martes,

el 17 de septiembre de 2024

El programa de hoy

1) Vocabulario 1-30 (p. 104) zelfstandig leren

2) Digitale omgeving Compañeros checken

3) Quiz Spanje allerlei 

4) zelfstandig werken in unidad 1 :Gramatica

3) Voca overhoren via Quizlet

Hoy es lunes,

el 16 de septiembre de 2024

Los objetivos de esta clase

1. Jullie gaan in deze les kennismaken met het werkwoord SER en met de persoonsvormen ( yo, tú, él, ella,.... etc)

2. Jullie gaan een quiz spelen waarmee je weer iets meer van Spanje te weten komt

3. Jullie gaan  oefenen met de vocabulario 1-30

De doelen voor deze les

Repasar los deberes

Voca Unidad 1 blz 105 NL-SP

1-30

+ 

 jezelf voorstellen; oefen dit met je buur.

Daarna doen we een paar voor

persoonsvormen (pronombres)

• yo                                       ik
• tú                                        jij 
• él, ella, usted                    hij, zij, u 
• nosotros, nosotras          wij
• vosotros, vosotras           jullie
• ellos, ellas, ustedes         zij, u (meervoud) 

Persoonsvormen: Ezelsbruggetjes

• Tú y yo= Jij + ik = wij = nosotros*
• Juan y tú= andere persoon + jij = jullie = vosotros*
• María y Pedro= hij + zij = zij (mv) = ellos
• Adela y Laura= zij + zij = ellas*
• Juan, señor Rivera= hij = él, óf:  u= usted  
• Señora Martínez= zij = ella,  óf:  u= usted

• La ciudad (en andere objecten)= het= dan óók de 3e persoon enkelvoud van het werkwoord gebruiken.

*) Gaat het alleen over vrouwelijke personen in meervoud? Dan gebruik je: nosotras, vosotras, ellas.

yo (ik)

tú (jij)

él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)

vosotros, vosotras (jullie)

ellos, ellas,ustedes (zij)

SER (zijn)

persoonsvormen

soy (ik ben)

eres (jij bent)

es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)

sois (jullie zijn)

son ( zij zijn, u bent) (mv)

vervoeging

SER gebruik je bij:

1. Karakter eigenschappen: jij bent aardig( eres simpático), zij is slim (ella es lista)
2. Fysieke eigenschappen: hij is groot (él es alto), ik ben dun (yo soy delgado) jij bent jong (tú eres joven)
3. Nationaliteit: Hij/ zij is Nederlands,(Él es holandés, ella es holandesa), jullie zijn Mexicaans; (vosotros sois mexicanos)
4. Beroep: Hij is politieagent (Es policía), jij bent lerares (eres profesora), wij zijn leerlingen (somos alumnos)

El verbo ser

- Wat iets of iemand is

Denk aan:

* Nationaliteiten

* Vaste eigenschappen

1. Yo  María.

2. ¿Tú  de Paraguay?

3. Él  boliviano.

4. Ella  chilena.

5. Nosotras  amigas.

6. Vosotras   perezosas.

7. Vosotros  alumnos ambiciosos.

8. Ellos  muy simpáticos.

9. Ellas  muy antipáticas.

ANTWOORDEN

1. soy
2. eres
3. es
4. es
5. somos
6. sois
7. sois
8. son
9. son

1. Yo  María.

2. ¿Tú  de Paraguay?

3. Él  boliviano.

4. Ella  chilena.

5. Nosotras  amigas.

6. Vosotras   perezosas.

7. Vosotros  alumnos ambiciosos.

8. Ellos  muy simpáticos.

9. Ellas  muy antipáticas.

 

Hola

Buenos días

Buenas tardes

¿Qué tal? 

Tengo ... años

¿Cómo estás?

¿y tú?

¿Dónde vives?

¿Cómo te llamas?

bien / mal / regular

Yo soy...

Vivo en...

Me llamo...

¡Adiós!

¿Cuántos años tienes?

¡Hasta luego!

Hallo

Goedemorgen

Goedemiddag

Hoe gaat het?

Ik ben .. jaar

Hoe gaat het met je?

en jij?

Waar woon je?

Hoe heet je?

goed/slecht/redelijk

Ik ben ...

Ik woon in .. 

Ik heet...

Dag!

Hoe oud ben je?

Tot ziens!

Maak in 2-tallen een lopend gesprek. Gebruik:

¿Qué vas a hacer?/Wat ga je doen: Opdrachten Gramática (pag 10-11) opdracht 1, 4 en 5

¿Qué necesitas?/ Wat heb je nodig?: Compañeros

¿Cómo trabajas?/ Hoe werk je?: Tú trabajas solo/sola ; Alleen werken

¿Cuánto tiempo?: 10-12 minutos. 

Objetivo (doel): Je oefent dit nieuwe grammatica onderdeel

He terminado la tarea ¿y ahora?/ Klaar, en nu?

Voca 1-30

Trabajo autónomo

-

Zelfstandig werk

Paso a paso: Stappenplan 

Hoeveel zoenen geven ze elkaar in Spanje bij het begroeten?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hoe laat is de siësta?

1. 14:00-17:00
2. 13:00-17:00
3. 12:00-13:00
4. 15:00-20:00

Hoeveel inwoners heeft Spanje?

1. zeker 20 miljoen
2. meer dan 30 miljoen
3. ongeveer 40 miljoen
4. tegen de 50 miljoen

Hoeveel officiële talen kent Spanje?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Spaans is de officiële landstaal in o.a.:

1. Mexico, Spanje, en Equatoriaal Guinea
2. Cuba, Belize en Marokko
3. Argentinië, Peru en Venezuela
4. Brazilië en de Verenigde Staten

De hoeveelste wereldtaal is Spaans?

1. 1e
2. 2e
3. 3e
4. 4e

De hoofdstad van Spanje is...

1. Madrid
2. Barcelona
3. Valencia
4. Málaga

Wat is een ongeluksdag in Spanje?

1. Vrijdag 13e
2. Dinsdag 13e
3. Maandag 13e
4. Zondag 13e

Quizlet

• Open een nieuw tabblad
• Ga naar quizlet.com
• Log in met je School Google Account
• Ga naar klassen
• 2HV Spaans
• Oefen met voca unidad 1, 1-20

APRENDE (LEER):  

Voca Unidad 1 blz 104 NL-SP 1-45

HAZ (MAAK):

ejercicios 1,2 en 3 pag 14-15

Los deberes para la próxima clase

(het huiswerk voor de volgende les...)

¡Mucha suerte!; veel succes!

¿Hemos conseguido los objetivos de esta clase?

1. Jullie gaan in deze les kennismaken met het werkwoord SER en met de persoonsvormen ( yo, tú, él, ella,.... etc)

2. Jullie gaan een quiz spelen waarmee je weer iets meer van Spanje te weten komt.

3. Jullie hebben geoefend met de vocabulario 1-30

Hebben we de lesdoelen behaald?

 ¿Y qué has aprendido hoy...?

¿Hay preguntas? (zijn er vragen?)