Les 6: leestekens

         Leestekens
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 7

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

         Leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Leestekens
In deze les leer je:

- wanneer je een punt . gebruikt
- wanneer je een komma , gebruikt
- wanneer je een dubbele punt : gebruikt
- hoe je omgaat met leestekens bij citaten met ‘

Slide 2 - Tekstslide

Welke zin is goed?
Let op de leestekens!
A
Ik heb een hond.
B
Ik heb een hond

Slide 3 - Quizvraag

Welke zin is goed?
Let op de leestekens!
A
Wat zeg je.
B
Wat zeg je?

Slide 4 - Quizvraag

Welke zin is goed?
Let op de leestekens!
A
Download de app nu!
B
Download de app nu,

Slide 5 - Quizvraag

Zinnen
Elke zin in het Nederlands begint met een hoofdletter.
De meeste zinnen eindigen met een punt.
- Gisteren liep ik naar huis. 
Een zin kan ook eindigen met een uitroepteken of vraagteken.
- Daar heb ik zin in!
- Wat bedoel je?



Slide 6 - Tekstslide

Welke zin is goed?
Let op de leestekens!
A
TikTok is populair.
B
TikTok is populair?

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is goed?
Let op de leestekens!
A
Waar ga jij heen?
B
Waar ga jij heen,

Slide 8 - Quizvraag

Welke zin is goed?
Let op de leestekens!
A
De zin eindigt hier.
B
De zin eindigt hier

Slide 9 - Quizvraag

Komma
De komma gebruik je:


- in opsommingen
- voor voegwoorden
- tussen twee persoonsvormen

Slide 10 - Tekstslide

Welke zin is goed?
Let op de leestekens!
A
Wij hebben katten honden en een cavia.
B
Wij hebben katten, honden, en een cavia
C
Wij hebben katten, honden en een cavia.

Slide 11 - Quizvraag

Komma
Een komma gebruik je in opsommingen:


- Geef mij maar friet, pizza of pannenkoeken.
- Ik heb toetsen voor biologie, geschiedenis en aardrijkskunde.

Let op: voor ‘en’ of ‘of’ komt geen komma.

Slide 12 - Tekstslide

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Ik koop appels, peren, meloenen en druiven.
B
Ik koop appels peren meloenen en druiven.
C
Ik koop appels, peren, meloenen, en druiven.

Slide 13 - Quizvraag

Komma
Een komma gebruik je voor voegwoorden (omdat, daarom, tenzij, want):


- Ik koop friet, omdat we dat thuis nooit eten.
- Ik koop pannenkoeken, tenzij de pizza’s in de aanbieding zijn.

Slide 14 - Tekstslide

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Ik koop appels, omdat ik daarvan houd.
B
Ik koop appels omdat ik daarvan houd.

Slide 15 - Quizvraag

Komma
Een komma gebruik je tussen twee persoonsvormen:

- Omdat ik nog geen zestien ben, mag ik nog geen brommer.
- Voordat je uit huis gaat, moet je eerst leren koken.

Slide 16 - Tekstslide

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Wat ik doe gaat jou niets aan!
B
Wat ik doe, gaat jou niets aan!

Slide 17 - Quizvraag

Dubbele punt
Een dubbele punt gebruik je om een volgend stukje tekst aan te kondigen:

- een opsomming
- een verklaring of reden
- een gedachte
- een citaat

Slide 18 - Tekstslide

Dubbele punt


Je gebruikt een dubbele punt bij het  aankondigen van een gedachte.

- Toen dacht ik: houdt het dan nooit op?

Slide 19 - Tekstslide

Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt bij het aankondigen van een opsomming.


- Ik heb voor mijn verjaardag veel nieuwe gadgets gekregen: een draadloze koptelefoon, een smartwatch en een nieuwe telefoon.

Slide 20 - Tekstslide

Dubbele punt
Je gebruikte een dubbele punt bij het aankondigen van een citaat.


- Mama zei: ‘Ruim je je kamer vandaag op?’

Slide 21 - Tekstslide

Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt bij het aankondigen van een verklaring of reden.

- Ik durf dat steegje echt niet in: het is veel te donker.

Slide 22 - Tekstslide

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Mijn wensen: geld, geluk en gezondheid.
B
Mijn wensen geld, geluk en gezondheid.

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Toen dacht ik houdt het dan nooit op?
B
Toen dacht ik: houdt het dan nooit op?

Slide 24 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Ik dacht dat het nooit zou ophouden.
B
Ik dacht dat: het nooit zou ophouden.

Slide 25 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Ik wil niet naar de Mac: ik spaar voor een laptop.
B
Ik wil niet naar de Mac ik spaar voor een laptop.

Slide 26 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Ik wil niet naar de Mac, omdat ik voor een laptop spaar.
B
Ik wil niet naar de Mac: omdat ik voor een laptop spaar.

Slide 27 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Vandaag heb ik drie vakken: Engels, wiskunde en Frans.
B
Vandaag heb ik drie vakken Engels, wiskunde en Frans.

Slide 28 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
Ik heb vandaag Engels, wiskunde en Frans.
B
Ik heb vandaag: Engels, wiskunde en Frans.

Slide 29 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
De docent zei: "dat we vandaag een toets hebben."
B
De docent zei dat we vandaag een toets hebben.

Slide 30 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
Let op de leestekens!
A
De docent zei: "vandaag hebben jullie een toets."
B
De docent zei vandaag hebben jullie een toets.

Slide 31 - Quizvraag

Aanhalingstekens
Als je letterlijk opschrijft wat iemand gezegd heeft, dan zet je die tekst tussen aanhalingstekens.

Sinterklaas zei: ‘Wat denk je dat er in mijn grote boek over jou geschreven staat ?'

Slide 32 - Tekstslide

Is deze zin goed gespeld?
Anna zei: "Als ik wifi heb, regel ik dat!"

A
ja
B
nee

Slide 33 - Quizvraag


Is deze zin goed gespeld?
Je vriendin zei: "dat ze bang is."

A
ja
B
nee

Slide 34 - Quizvraag


Is deze zin goed gespeld?
"Nou, dat is opgelost", zei Samir.

A
ja
B
nee

Slide 35 - Quizvraag


Is deze zin goed gespeld?
Samir zei: "dat het opgelost is."

A
ja
B
nee

Slide 36 - Quizvraag

Citaat onderbreken
- Als je een citaat onderbreekt, gebruik je twee komma’s. |
Let op: alle leestekens vallen nu buiten de aanhalingstekens!

"Ik",  zei Joost, "houd van appeltaart."
"Ik houd van appeltaart", zei Joost, "maar niet van carrotcake."


Slide 37 - Tekstslide

Is deze zin goed gespeld?
"Hij," zei Luuk ",is mijn vriend."

A
ja
B
nee

Slide 38 - Quizvraag

Is deze zin goed gespeld?
"Hij", zei Luuk, "is mijn vriend."

A
ja
B
nee

Slide 39 - Quizvraag

Is deze zin goed gespeld?
"Ik houd van gamen, "zei Bart ",maar niet van lezen."


A
ja
B
nee

Slide 40 - Quizvraag

Is deze zin goed gespeld?
"Ik houd van gamen", zei Bart, "maar niet van lezen."


A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

Schrijf de leestekens op de juist plek:
Mike heeft de bladzijdes uit het wiskundeboek gekopieerd hij was lang weg uit de klas want de printer was stuk weet iemand wanneer de printer weer gemaakt wordt

Slide 42 - Tekstslide

Antwoorden
Mike heeft de bladzijdes uit het wiskundeboek gekopieerd.
Hij was lang weg uit de klas, want de printer was stuk.
Weet iemand wanneer de printer weer gemaakt wordt?

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide